woensdag 20 juni 2012

Rafael


Rafael

Het is twee jaar geleden sinds ik hem voor het eerst zag: Rafael.
In een restaurantje waar ik met mijn broer en ouders altijd ga eten als we in het huisje in Frankrijk verblijven in een afgelegen streek met eindeloze landweggetjes. Op sommige plekken daar lijkt het net of je in een ander tijdperk bent, tussen de weides, bossen, schapen en eethuisjes met een interieur uit het jaar nul met uitzonderlijk goed eten voor uitzonderlijk weinig geld. In één zo’n restaurantje, L’ Hibou ,werkt Rafael. Hij viel me in het begin niet bijzonder op, of liever gezegd, niet meer dan anderen, want velen vallen mij op. De enige reden waarom deze Rafael van een jaar of dertig me opvalt, is dat zijn manier van begroeten ons alle vier de neiging tot flauwe, maar rake imitaties geeft.  Hij kent de naam van mijn ouders, en met een lage, monotone stem begroet hij ze altijd met ‘Bonjourrr Marianne, bonjourr Eric.’ Zonder glimlach of een ander teken van hartelijkheid. Mechanisch, zou je op het eerste gezicht misschien zeggen. Of nors. Misschien een tikkeltje maf. Maar als je beter naar hem kijkt – een rond hoofd, puntige neus, kort donker haar – zie je een zweem van humor. Warmte ook.

'Rafael heeft het een tijdje moeilijk gehad…’ vertelt mijn moeder op een dag in de auto. ’Rafael is een heel ontwikkelde man. Hij heeft filosofie gestudeerd en hij is daarmee gestopt omdat hij de ziekte van Hodgkin kreeg, een vorm van kanker. Daarna is hij een tijd ertussenuit geweest en via vrienden is hij aan zijn baan in L’ Hibou gekomen. Ik geloof via Charlotte.’
Charlotte bestiert een ander restaurant in ‘de buurt’ en ook bij haar komen we graag eten.
‘Hij was er heel open over.’ ging mijn moeder verder. ‘Dat betekent toch dat hij zich op zijn gemak voelt bij ons. Ik vond het heel indrukwekkend eigenlijk. Zijn verhaal deed me wel wat.’
Met een mengeling van medeleven en irritatie hoor ik mijn moeders verhaal over Rafael aan. Bij haar kan deze jongen niet meer stuk. Zo klinkt ze althans, en ik vind dat hij dat nog niet verdient.

Ik zie Rafael nog steeds regelmatig in het restaurant en hij valt me op, al zie ik in hem niet meer dan ik deed voor mijn moeder iets over hem vertelde. Dat hij een universitaire studie heeft gedaan verbaasd me overigens niet. Hij is een van de mensen die gezegend is met wat ik een ‘slim hoofd’ noem. En dat heeft niets met het dragen van een bril of iets dergelijks te maken. Sommige gezichten hebben nu eenmaal een slimme vorm, en andere een domme. Die tweede heeft overigens veel te maken met het overmatig en zeer opvallend kauwen van kauwgom.

Op een avond kom ik met mijn ouders en broer in ‘Le Voyageur’ , het restaurant van Charlotte, om er te eten. Charlotte is een Denemarkse van middelbare leeftijd. Ze ziet er altijd wat zorgelijk en afgetobd uit, maar haar hartelijke manier van doen doet je dat snel vergeten. Ze is getrouwd met een donkerharige verlegen Fransman, Pascal en ze hebben een hoogblonde dochter van een jaar of twaalf.

We zitten aan tafel en terwijl Charlotte de dagschotels opnoemt zoals loempia’s, parelhoen en een toetje met vijgen, komt Rafael binnenlopen. Ik zie iets aan zijn manier van lopen, iets breekbaars of stijfs. Alsof er iets niet helemaal klopt. Vreemd genoeg is me dat tijdens zijn werk nog nooit opgevallen. Charlotte loopt op hem af om hem te ontvangen en ze begroeten elkaar hartelijk met een zoen, en ze maken een praatje. Zo te zien kennen ze elkaar goed. Rafael neemt plaats aan de tafel tegenover ons nadat hij ons zijn blijk van herkenning – een nauwelijks zichtbare glimlach en een opgestoken hand – heeft gegeven.

Alleen uit eten gaan. Het is niet iets wat ik snel zou doen en soms word ik somber als ik het een ander wel zie doen. Het meest onaangename aan het alleen uit eten gaan lijkt mij het wachten, en dan in het bijzonder het moment dat alles nog bij je moet komen en er eten noch drinken op je tafel staat. Momenten dat je niets anders rest dan om je heen kijken en je oog te laten vallen op allerlei mensen die wel samen eten. Het lijkt erop dat Rafael geen partner heeft, getuige de opmerking van mijn vader dat hij een keer tussen neus en lippen zei dat hij etensresten van zijn werk aan zijn katten voerde. Waarom we daaruit afleiden dat Rafael geen vrouw of vriendin heeft weet ik niet, want normaal gesproken geef je je geliefde geen etensresten. Maar ik weet nog steeds weinig van hem; misschien gaan mijn theorieën over alleen eten voor hem niet op en vindt hij het geen enkel probleem. Soms kruisen onze blikken elkaar even en dan kijkt hij vriendelijk. Volgens mij houdt hij net als ik van de dingen om zich heen observeren. Wanneer je alleen uit eten gaat is dat een voordeel, want als je afgeleid wordt door dingen is er tenminste niemand die zich daaraan ergert.

Op dit moment bevindt Rafael zich op het dode punt van geen-eten-en-drinken op tafel en hij kijkt om zich heen. Hij zit precies tegenover me, waardoor ik in al mijn hoedanigheid niet anders kan dan hem observeren. Bij mij aan tafel is inmiddels een discussie gaande over ‘het geloof’, een favoriet discussiepunt waar ik normaal gesproken wel aan bijdraag. Ik doe een poging me erop te concentreren, maar dat lukt niet echt. Ik denk onder andere aan Rafael die tegenover me in zijn eentje zit te eten, terwijl ik met drie geweldige mensen aan tafel zit en me nog niet eens kan focussen op een gesprek. Ik denk ook aan allerlei boeken die ik nog wil lezen, aan het feit dat ik aan Rafael een verhaal kan wijden en aan een onmogelijke man die ik niet kan vergeten. Soms hoop ik dat mijn ouders en mijn broer weten hoe ontzettend veel ik van ze houd. Ondanks dat ik het moeilijk vind om altijd bij gesprekken aanwezig te zijn. Om überhaupt geestelijk aanwezig te zijn. Ik doe mijn best.

Inmiddels is Rafael voorzien van drinken en een menukaart. Hij bekijkt de menukaart alsof hij hem nog nooit echt bestudeerd heeft, hoewel dat vast niet het geval is en er staat al tijden hetzelfde op. Nog steeds kijkt hij soms mijn kant uit, met meestal een tamelijk ondoorgrondelijke, maar voor zijn doen vriendelijke, blik. Wat zou er omgaan in het hoofd van een ex-filosofie student die kanker heeft gehad en etensresten aan zijn kat voert? Misschien niet eens zoveel. Wie weet denkt hij gewoon aan een voetbalwedstrijd die hij vanavond met vrienden gaat kijken. Toch lijkt me dat onwaarschijnlijk. Ik kijk nog steeds naar hem vanonder mijn wimpers en ik vraag me af of ik hem aantrekkelijk vind, maar ik weet het niet.

Rafael heeft maar een kleine maaltijd gegeten, want hij is later dan mijn ouders, mijn broer en ik binnen gekomen en nu is hij tegelijkertijd met ons klaar. Hij heeft wel een dessert genomen en getuige zijn lege bord heeft het exemplaar met vijgen hem beter gesmaakt dan mij. We rekenen af bij Charlotte en Rafael doet hetzelfde. Als we aanstalten maken om onze tafel te verlaten komt hij op ons af.
‘Bonjour Eric, bonjour Marianne.’ bromt hij. Hij glimlacht vaag, alsof hij half in een andere wereld is. Ik noem het maar even Rafael-Land. Hij komt zich aan mijn broer en mij voorstellen, wat hij nog niet gedaan heeft, en geeft mij daar een handkus bij. Daar krijg ik een beetje de rillingen van, maar ik geloof dat dat in Frankrijk een gewoonte is en anders is het er zeker een van Rafael. Ik heb er geen bezwaar tegen, maar vind het ook niet prettig.
‘Comment ça va?’ vraagt hij afwezig, aan niemand van ons in het bijzonder.
Hij loopt met ons mee naar buiten met zijn breekbare loopje en steekt daar een sigaret op. Zijn broek is aan de korte kant. Nu ik wat toch beter bekijk hoe hij eruit ziet, zie ik ook pas dat hij vrij mager is.
‘Merci Rafael, bien, et toi?’ antwoordt mijn vader.
Rafael bromt van alles dat ik niet kan volgen. We zeggen hem gedag, (à bientôt!) en lopen richting de auto.
Ik kan het niet laten om naar hem om te kijken. Maar als ik achterom kijk is hij al verdwenen.
Dat was een snelle sigaret.
‘Hij was toch een beetje wazig, hè.’ zegt mijn vader in de auto. Hij heeft een geamuseerde grijns op zijn gezicht en een sigaar in zijn mond. Een teken van een geslaagde avond.

In bed denk ik nog even aan Rafael. Ik vraag me af waarom hij me zo intrigeert, maar dat weet ik niet precies. Hij doet me denken aan de verbitterde versie van een vriend van me. Zijn goede deel doet me denken aan die vriend, en zijn eigenaardige en cynische deel aan… hemzelf. Zijn huis stel ik me voor zoals veel Franse huizen er in deze streek uitzien, mooi van buiten, maar sober en donker qua interieur, met oude meubels waar hij met zijn wat magere lijf op gaat zitten om wijn te drinken en zijn katten te vertroetelen. Rafael is een bijzonder iemand en waarschijnlijk somber. En eigenlijk ben ik zelf ook een beetje vreemd.

Op een van de laatste dagen voor ik terugga naar Nederland bedient hij ons in zijn restaurant L’ Hibou. Hij heeft een cynische bui vandaag, hij klinkt sarcastisch als hij ons gedag zegt, en hoewel hij fysiek aanwezig is, is hij geestelijk in Rafael-land. Dat neemt niet weg dat ik soms het gevoel heb dat hij even naar me kijkt. Dat is niet de bedoeling!
‘Mijn kip is koud. Gewoon koud.’ merkt mijn vader op terwijl we aan het hoofdgerecht zitten. Hij trekt daar een bijzonder teleurgesteld gezicht bij, zoals mijn vader dat kan doen.
Hij wenkt Rafael als hij in de buurt is.
‘Mon poulet…’ zegt mijn vader met een meewarig gezicht. ‘C’est froid.’ Hij probeert vriendelijk naar Rafael te glimlachen.
Rafael zegt niets, maar ik zie hem verveeld knikken.
‘Rot’Ollandèrs…’ zegt hij plotseling zacht. Het is moeilijk aan hem te zien of hij de boel zit te stangen of niet. Zijn gezicht staat ondoorgrondelijk.
Rot’ Ollandèrs. Hij loopt richting de keuken. Zou hij de afgekeurde kip meenemen naar huis voor zijn katten?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten