maandag 24 september 2012

Toch best lullig


Toch best lullig

Ik loop met mijn vriendin Robin door de een of andere stad waar we de weg niet eens weten en we zijn aan het shoppen. We kopen schoenen – ik weet naderhand niet meer hoe ze eruit zien – alleen dat ze waanzinnig cool waren. Zalando zou er goud voor over gehad hebben om die te mogen verkopen, denk ik. Een moment later staan we in een onbekende club op ontzettend mooie techno te dansen. Toevallig genoeg is daar ook een jongen met wie ik op de middelbare school in de klas had gezeten – Noah heet hij – en hij begint me te zoenen. Het bevalt me maar al te goed. Als we daarmee klaar zijn ben ik Robin kwijt en bovendien wil ik naar huis. Noah loopt met me mee en onderweg naar het treinstation zien we poollicht boven de stad, grote gordijnen van rood en groen licht. Daar tussendoor kon je planeten zien. Niet de kleine lichtjes zoals je sterren normaal waarneemt, maar grote, bronskleurige bollen met ringen eromheen. Het is prachtig.
En dan word ik wakker.
De realiteit is dat ik gisteren inderdaad naar een prima feest ben geweest – op een boot op het IJsselmeer met Amterdammers en Achterhoekers en andere gestoordelingen – en dat ik daar iemand ontmoet heb die ik leuk vind. En dat diegene geen man was, zoals gewoonlijk, maar een vrouw. Ik ben in de war. En niet zo’n klein beetje ook. Daarnaast denk ik aan de ‘afspraak’ die ik aan het eind van de dag met Roy heb, waarvoor ik eigenlijk een beetje bang ben. Maar het is typisch iets voor mij: ik wil altijd iets te beleven hebben, constant, meteen, snel, spannend, ook al loop ik mezelf daar soms mee voorbij. En omdat bijna niemand die eigenschap van mij daadwerkelijk ziet, wordt me zelden gevraagd waar ik in vredesnaam mee bezig ben. Hoewel een paar vrienden van me wel op de hoogte zijn van Roy, en om een of andere reden willen ze zijn huis in brand steken. Het feit dat ik een meisje ontmoet heb, past in ieder geval niet in het plaatje van allerlei dingen die ik wil beleven, het is me gewoon overkomen. Ze heeft me nog aangesproken ook, al is dat in eerste instantie geweest om me te waarschuwen voor de aantrekkelijke jongen met wie ik op dat feest optrok. Dat ik met hem uit moest kijken. Natuurlijk. Wat opnieuw een bevestiging voor me is dat je bijna niemand kan vertrouwen.

Ik ga rechtop zitten en trek mijn gordijn open. De buren Steehouwer – mijn kale buurman van een jaar of zestig en zijn nog kalere zoon, beiden met een ringbaardje – zijn alweer bezig met klussen. Mijn moeder noemt het tweetal altijd ‘de eieren’ omdat hun beide kale hoofden op een bebaard ei lijken. De Eieren zijn altijd aan het klussen aan hun huis, dat ‘nog verkocht’ moet worden. Al jarenlang moet het huis nog verkocht worden en al die jaren lang klussen de Eieren dat het een lieve lust is. Ik sluit mijn gordijn weer en kom daarna pas op het idee om op de wekker te kijken. Het is half twaalf. Ik haal mijn telefoon uit mijn nachtkastje en zet hem aan. Een bericht van Roy. Wat dat betreft kan ik op hem vertrouwen.

Na het eten is goed hoor. Ben je alleen thuis of moeten we iets anders bedenken?
Ik weet een hele goede plek, helemaal voor onszelf. Mijn oude kantoor, waar niemand
meer komt! Zeg het maar, XXXXX

Roy die me bij mijn naam noemt, het heeft iets griezeligs. En er volgt een van zijn beruchte vraagteken sms’jes, omdat hij weer eens vindt dat ik niet snel genoeg antwoord. Eigenlijk heeft het iets aandoenlijks dat hij zo eerlijk voor zijn ongeduldigheid uitkomt, vind ik. Hij is nog veel ongeduldiger dan ik in mijn beste (of slechtste) doen kan zijn. Waarom is hij op zondagochtend trouwens niet geveld door de Man met de Hamer? Hij heeft vaak praatjes over uitgaan, maar misschien zegt hij maar wat. Ik verdenk hem ervan dat hij vrijdagavond en in het weekend gewoon tv heeft gekeken in zijn onderbroek.  Ik sms terug en laat mijn bad vollopen om daar zo lang mogelijk in te gaan liggen. Terwijl mijn bad volloopt bekijk ik mijn facebook pagina om te zien of Felicia iets nieuws heeft laten horen. Ik ben licht teleurgesteld als ik zie dat dat nog niet het geval is, maar ik maak me er op dit moment mooi niet druk over. Ik zie Roy straks, ik heb een briljant feest gehad en ik zie er goed uit. Het leven is zo slecht nog niet, denk ik tevreden, terwijl ik in het hete bad mijn perzik shampoo in mijn haar laat trekken. Toch krijg ik de rillingen als ik aan Roy z’n kantoorplan denk. Een parkeerplaats wil ik ook niet. Bovendien heeft Roy in de auto de vervelende eigenschap – hoewel hij best gezellig is – om de radio aan te zetten en me bij ieder nummer te vragen of ik het ken of niet. Ik ben slecht in liegen en zeg altijd als een sukkel ‘nee’ bij de meeste nummers. Sinds ik een keer heb bekend dat ik meestal slecht op de hoogte ben van de top 40, achtervolgd Roy me daarmee als we in de auto zitten. Ik moet iets verzinnen waardoor ik met hem af kan spreken zonder dat hij me op zijn manier ontvoert en zijn top 40-verhoor op me loslaat.

De rest van de middag spendeer ik aan opruimen, mezelf fatsoeneren en eten. Terwijl ik met Jaap sta te koken ontvang ik een sms’je van Robin. Ze is een van de weinigen die net als ik een ouderwetsche telefoon heeft, en we sms’en dat het een aard heeft. Robin studeert fotografie en woont op kamers in Rotterdam met gestoorde, maar vriendelijke huisgenoten en haar kat Hippie. Ze is net als ik een van de weinige mensen die whatsapp en ping’en geen reet interesseert en bij haar slingert haar mobiel ook nogal vaak rond in de enorme zooi van haar kamer. We sms’en elkaar dat het een aard heeft en omdat we elkaar nogal wat te vertellen hebben zijn onze berichten vaak in een soort telegramstijl.

Juul hoe was je feest gister? Die van mij geslaagd. Wel erg bezopen.
Vanmorgen wakker geworden naast gast van feest. Identiteit man onbekend.
Ervandoor gegaan. Geen goede smaak als ik dronken ben. Weet niet meer
watskebeurt. Jij? XXX

Je bent mijn favoriete ramp. Gelukkig was je feest geslaagd.
Feest van mij ook. Wakker geworden in eigen bed. Straks na avondeten 
met Roy afgesproken. Roy nog steeds fout. Toch zin in. 
Vanaaf of morgen ff bellen? kusjes

Ik vraag me af of ik haar binnenkort zal vertellen over Felicia. Eigenlijk móet ik het aan íemand kwijt, maar ik hoor Robin er alweer grappen over maken en in dit stadium ben ik nog helemaal niet toe aan humor. Ik vind het verre van grappig. Hoe kun je altijd naar mannen kijken en ineens naar een vrouw? Mijn gepeins wordt onderbroken door Jaap.
‘Heb jij nog plannen vanavond?’ vraagt hij opgewekt. Hij brengt het eten naar de tafel buiten. Het is van dat vage, zwoele weer met wolken die langzaam voorbij komen drijven en een temperatuur die nauwelijks afkoelt.
Ik overweeg om te liegen, maar dat kan en wil ik eigenlijk niet. ‘Met Roy afgesproken…’ mompel ik met een stuk gehaktbal in mijn mond.
‘Oké…’ zegt Jaap vaag. Hij kijkt me niet echt aan. Als Jaap weinig zegt, weet je dat hij iets goed kut vindt. Meestal kletst hij dat het een aard heeft.
Ik negeer dat. ‘En jij?’ vraag ik.
‘Lotte komt. We gaan gewoon buiten chillen denk ik… En daarna misschien een film kijken.’
‘Leuk dat ze langskomt!’ zeg ik enthousiast, in een poging zijn begrafenisgezicht op te peppen.
‘Komt die gast je ophalen?’
‘Ja.’
Mijn broer gromt iets.
‘Doe niet zo moeilijk. Ik heb al vaker met hem afgesproken.’
‘Ik vond dat al vaker dat je dat niet moest doen.’
Ik haal mijn schouders op. ‘Het wordt niet laat.’
‘Oh. Nou. Een hele geruststelling, Julia!’ zegt Jaap bokkig.
We zeggen een aantal minuten niets. Het scheelt dat het eten lekker is. Jaap en ik kunnen samen goed koken.
‘Ik zag dat het gele jurkje je heeft toegevoegd op Facebook.’ merkt hij plotseling op. ‘God, die foto’s op d’r profiel… Wat een lekker ding is zij zeg, nondeju! Hebben jullie elkaar nog gesproken?’
‘We hebben wat berichtjes uitgewisseld…’ zeg ik aarzelend. ‘We spreken binnenkort wat af.’
Mijn broer grijnst. ‘Mag ik mee?’
Ik voel tot mijn ergernis dat ik rood word. ‘We gaan gewoon samen wat doen…mag ik geen nieuwe vrienden maken?’
‘Ja, tuurlijk.’ grinnikt Jaap. ‘Was maar een grapje. Ik ga achter die Marloes aan, die met dat bruine haar en die groene ogen. We hebben al gechat op Facebook.’ Blijkbaar heeft mijn broer geen idee wat Felicia en ik op het bootfeest hebben gedaan en dat wil ik graag zo houden. Nu maar hopen dat Tim zijn mond niet voorbij praat.
‘En Lotte dan?’ vraag ik.
‘Ik ben gek op haar. Maar ze gedraagt zich gewoon stroef. Ik weet het ook allemaal niet met d’r… Ik zal het vanavond wel weer zien.’
Plotseling krijg ik een idee hoe ik met Roy af kan spreken en het heft in eigen handen kan nemen.

Na het eten sta ik op mijn kamer te twijfelen wat ik aan moet trekken. Ik heb een blauw jurkje wat me geweldig goed staat. Het lijkt qua model erg op Felicia’s jurk in het geel en het is één van mijn meest favoriete kledingstukken aller tijden. Toch staat het me – vreemd genoeg – tegen om me sexy aan te kleden voor Roy. Misschien zegt de manier waarop we afspreken al genoeg. Bovendien is het jurkje niet zo makkelijk uit te trekken. Straks trekt hij mijn geluksjurk aan flarden en dat zou zonde zijn; ik heb er nog grootse plannen mee. Uiteindelijk trek ik mijn skinny pantervlekbroek aan, met een mooi truitje. Roy kan het er weer mee doen. Ik pak een klein schoudertasje en prop daar mijn telefoon en wat andere spulletjes in, zeg Jaap gedag (die nog steeds een grafgezicht naar me trekt) en vertrek naar wat ik ‘mijn plekje’ noem. Het is de tuin van een paar huizen terug. In dat huis heb ik jaren gewoond, vanaf mijn vierde tot mijn twaalfde. Het is een boerenwoning met een enorme tuin eromheen, veel begroeiing en lindebomen voor het huis. Het is het honderdvijftig jaar oude huis waar mijn broer en ik in paradijselijke onschuld, zo zou je kunnen zeggen, zijn opgegroeid. We speelden er eindeloos in de tuin, altijd op zoek naar diertjes en planten. Mijn ouders hebben het huis verkocht aan vrienden van ze, en die hebben het een tijd later ook weer te koop gezet. En dat staat het nu nog steeds. Ze hebben mijn ouders de sleutels van de poort en het huis gegeven om soms een oogje in het zeil te houden, en ze nooit meer teruggevraagd. Mijn ouders hebben er niet meer aan gedacht ze terug te geven. En nu pak ik ze. Zelfs al zou ik niet aan de sleutel van de poort kunnen komen, dan weet ik nog twee manieren om de tuin te betreden. Het is de mooiste plaats die ik ken waar ik tot rust kan komen, en een egoïstisch deel van mij wenst dat het huis voorlopig nog niet verkocht wordt. Ik kom er meestal alleen, en soms met Robin. Ook Jaap komt er soms met Tim, voor 'goede gesprekken over vrouwen en het heelal' en waar ze het verder in vredesnaam over hebben.

Ik loop in gedachten verzonken over het fietspad, tot ik een bekend, maar toch niet zo heel bekend gezicht op me af zie lopen. Het is zoon Steehouwer, met zijn eihoofd. Hij glimlacht glibberig naar me, maar zegt niets. Ik zeg ook niets. Wat loopt die griezel hier over het fietspad? Wat heeft hij elders te zoeken als hij het zo druk heeft met klussen met zijn pa? Ik vergeet hem snel. Ik open de poort van het huis (ik zou ook over de smalle sloot kunnen springen, maar dat valt weer zo op en in Rijsoord ziet iedereen alles). Toen ik er nog woonde met mijn ouders sloten we de poort nooit. Ik loop over het brede grindpad richting het huis. Aan weerszijden van het grindpad liggen twee voortuinen waarin jaren geleden bloemen in allerlei kleuren groeiden en waarin ik urenlang kon liggen lezen en dromen. Ik loop langs het huis de achtertuin in, die het grootst is, met een enorm grasveld. Er staan een tuinhuisje, een schuur, een paar wilgen en een oude appelboom waar ik nog altijd onder ga zitten. Die laatste staat steeds schever, als een soort plaatselijke Toren van Pisa. Ik wil overal weer even kijken. Ik loop langs het oude rood met donkergroene tuinhuisje, het pad op waar vroeger altijd de braamstruiken stonden. Daarnaast heeft mijn moeder vroeger haar kruidentuintjes gemaakt, vakken die van elkaar afgescheiden werden door bielzen, allemaal met andere kruiden. Daarachter ligt een soort pleintje, rond, van onregelmatige, grote stenen en aan de zijkant staat een donkergroene houten bank met een hoge leuning waaruit in het midden een hartje gesneden is. Ik zat er vroeger altijd met mijn vriendjes en vriendinnetjes te kletsen. En dan loop ik door bospaadje, wat inmiddels nauwelijks nog een pad meer is door al het onkruid. Het is eigenlijk maar een heel kort pad, misschien tien meter, maar toen ik nog klein was, was het tha hood, the place to be in deze tuin. Als je in het donker door het bospaadje durfde te lopen, besloten ik en mijn toenmalige vriendinnetje Puck, nou, dan was je moedig. Ik moet plotseling denken aan Meneer Zwijnenburg. Puck en ik speelden meestal buiten en omdat we van dieren hielden moesten de dieren in de tuin uiteraard beschermd worden. Maar er liep een denkbeeldige stroper door de tuin – ons natuurgebied – en die wilde de dieren kwaad doen en ons gevangen nemen. Meneer Zwijnenburg was vrij levendig voor ons geworden, zodat we heel vaak ‘Ik zag hem!’ riepen, want dan schoot hij ergens weg achter de bomen. Aan de naam Zwijnenburg kwamen we niet zomaar. Een pestjong uit onze klas heette zo: Patrick Zwijnenburg. Patrick zat een klas lager dan Puck en ik, maar hij was ik weet niet hoe vaak blijven zitten en hij was ouder en vooral groter en sterker dan de rest van de klas. We zaten op een klein dorpsschooltje, dus er zaten vaak twee of meer groepen in één klaslokaal. Patrick had een of andere vorm van ADHD, mocht geen kleurstoffen en kwam regelmatig in cowboylaarzen en met een baret op naar school. Als je rustig aan het spelen was en niet oplette, kon hij soms ineens achter je staan, je grijpen en optillen en je een stuk over het schoolplein sjouwen terwijl je dat niet wilde. Hij was erg sterk en sloeg meestal toe als je vriendjes even niet in de buurt waren, zodat niemand je kon helpen. Niet dat ik zoveel vriendjes had, ik speelde meestal met Puck en soms met Olga die soms wel aardig was en soms niet. Ik had in groep zeven nog eens een vriendje uit groep acht, die lang was en nog leuk ook, waar Patrick niet bij in de buurt kwam (ik snap achteraf niet hoe ik aan dat vriendje kwam, want ik was een nerd). Maar goed, op een zekere dag waren Puck en ik in de tuin weer op de vlucht voor Meneer Zwijnenburg, toen Patrick Zwijnenburg in hoogsteigen persoon mijn achtertuin in kwam rennen op zijn cowboylaarzen. Hij slaakte een strijdkreet zo hard (‘AANVALLEN!’), dat mijn moeder gelijk het huis uit kwam lopen en hem zonder pardon de tuin uit knikkerde. Puck en ik verdubbelden de waakzaamheid van onze dierenbescherming, want het feit dat Zwijnenburg zich openlijk had vertoond met een zelfgemaakt zwaard in zijn hand en een nieuwe baret op, voorspelde weinig goeds.

Ik ga met mijn rug tegen de Toren van Pisa appelboom zitten en kijk om me heen. Het is hier nog steeds mooi, maar het is niet zoals het geweest is. Het gras is lang, maar veel struiken en planten zijn dor en overwoekerd, de bomen staan schever dan ooit en het hartjesbankje naast bospaadje is verveloos en aan het rotten. Maar ik houd nog steeds van deze plek. Meer dan van welke plek dan ook. Toch raakt het verval me. Waarom blijven de dingen niet zoals ze zijn? Daarnaast was vroeger alles simpeler (behalve de basisschool, waar ik enigszins mijn best moest doen om te overleven). Omdat ik veel buiten speelde, beleefde ik de seizoenen nogal intens. In de herfst verzamelde ik bladeren, in de winter speelde ik in de sneeuw, in de lente keek ik naar de nieuwe plantjes en in de zomer speelde ik met water. Als het regende deed ik regenlaarsjes aan en stampte ik in de plassen. Als het stormde hing ik tegen de wind in met mijn krullen die alle kanten uit waaiden. Nu ben ik alleen maar geïrriteerd als ik een warme trui aan moet en vind ik sneeuw onhandig. Te warm houd ik ook weer niet van. Nu is het altijd wat, terwijl ik als kind vooral mogelijkheden zag in plaats van beperkingen. Mijn gedachten worden onderbroken door een sms van Roy.

Ben om 19.30 bij je. Sta je voor je huis als ik er ben? Gaan we samen naar
Mijn ouwe kantoor. Kan je misschien eerder? Heb ontzettend veel zin in
je en ik wil je heeeeel graag uitkleden, xxx

Kan Roy niet gewoon…hierheen komen? Op dat plan zit ik te broeden. Toch is dit mijn plekje, en iemand als hij hoort hier eigenlijk helemaal niet. Maar we kunnen hier afspreken en doen wat we willen doen, of op een desolaat bedrijventerrein. Ik moet aan Steef denken, die ik de tuin nog eens wilde laten zien. Het is er nooit meer van gekomen. Ik heb er veel te lang mee gewacht omdat ik het hier te speciaal vind om zomaar iemand mee naartoe te nemen. En nu zou ik hier een potje gaan zitten seksen met mijn tikkeltje ordinaire, maar aantrekkelijke scharrel. Op de een of andere manier klopt het precies. Het is blijkbaar wat me toekomt. Opnieuw ga ik twijfelen: wel hier, niet hier, wel hier niet…

Nou, ik krijg net een idee. Ik weet een mooie plek voor ons, een paar huizen
terug (nr 66). Ik ben daar nu al ;) Dan hoeven we niet
helemaal naar je kantoor; we zijn hier net zo alleen en tis hier mooier.
Lijkt het je wat? Ik kijk er naar uit… X Julia.

Met de snelheid van het licht stuurt Roy iets terug.

Als je zeker weet dat ik daar alleen met je ben, is het perfect! Ben
benieuwd. Dan kom ik nu naar je toe naar nr 66… XXXXXXXX

Zie je dalijk ;) Poort van het huis 66 is dicht maar niet op slot. Wel
achter je sluiten graag… Ik zit in de achtertuin, x

Nondeju, wat kan hij toch fout klinken. Vooral als ik de feiten erbij optel dat hij me graag meeneemt in zijn auto en dan liever niet lijkt te willen dat ik iemand sms. Dat was de vorige keer tenminste zo. Toch heeft hij twee keer bakzeil bij me gehaald (één keer toen ik nog maagd was, en een keer toen ik toch geen zin had) en daar heeft hij toen zoals het hoort, niet moeilijk over gedaan. Hij leek begrijpend, al kon ik zijn teleurstelling voelen. Misschien is hij gewoon bang dat mijn broer en mijn vrienden zijn hoofd van zijn lijf willen slopen en daar zit hij niet eens zover naast. Ook zoiets: waarom wil iedereen me altijd overal tegen beschermen? Je kan mij heus overal op loslaten, vind ik. Als ik iets stoms heb gedaan ga ik in bed gewoon een potje liggen huilen en ben ik maar een paar dagen chagrijnig. Soms vraag ik mezelf af of ik kan voortbestaan zonder mezelf niet nu en dan een beetje te vernietigen. Niets vind ik erger dan stilstaan en niets beleven; dat voelt afschuwelijk. Dan is rouwen om de onbezonnen dingen die ik gedaan heb toch een betere optie. Als ik godverdegodver maar niet zo gevoelig was…

Ik ijsbeer een paar keer door het bospaadje heen en weer, loop het groene huisje in waar ik vadertje en moedertje speelde met mijn vriendinnen en broer en ga weer tegen de Pisa boom zitten. Ik wacht. En een  kwartier later zie ik de lange gedaante van Roy op het grasveld tussen de wilgen door lopen. Aan de doelgerichte manier waarop hij op me af loopt zie ik dat hij mij ook gezien heeft. Hij is best goddelijk, welbeschouwd. Hij heeft een lang lijf, een mooi, guitig gezicht en heel bruine ogen. Zijn haar is ook bruin, met een subtiele rode glans die je er soms doorheen ziet. Die rode glans heb ik ook, al ben ik donkerblond. Op de een of andere manier lijkt hij op een knappe, uit de kluiten gewassen puber. Jongensachtig, al is hij net zo oud als ik.
‘Hey…’ zegt hij als hij naast me komt zitten. ‘Ik was wel nieuwsgierig toen je me vroeg of ik hierheen wilde komen... Maar het is hier mooi, hoor.'
‘Ja hè.’ zeg ik tevreden. ‘Ik kom hier graag.’
‘Hoe ken je deze plek dan?’ vraagt Roy. Hij gaat tegen me aan zitten en slaat een arm om mijn middel.
‘Ik heb jaren geleden in dit huis gewoond.’
‘Aha…’ zegt Roy. Hij heeft er niet veel op te zeggen en daar schaamt hij zich niet voor. Hij bekijkt me en streelt mijn wang. Nog altijd die koude hand, vreemd genoeg. Hij trekt me dichter naar zich toe en we zoenen. Hij ruikt lekker, vertrouwd zelfs. Voor het eerst heb ik het gevoel dat ik me ontspan en me echt aan hem overgeef. Hij legt me neer in het gras.

‘Ik vind je echt een mooi meisje...’ zegt Roy als we allebei weer aangekleed zijn. ‘Hoe oud ben je nou ook alweer?’ Altijd als Roy iets aardigs zegt, volgt er iets dat compleet lomp is. Zo ook nu.
‘Bijna vierentwintig…’ antwoord ik. Ik vraag me af waar hij heen wil, al ben ik best blij met zijn complimentje. Maar eigenlijk ben ik een vrouw, geen meisje.
‘Pff….Je zou het niet zeggen. Je lijkt op z’n hoogst twintig, als het niet jonger is.’
‘Hoor ik vaker…’ mompel ik.
‘Je bent schattig…’ zegt Roy. ‘Al ben je ook een rare.’
‘Waarom ben ik een rare?’
‘Ik weet niet… Je bent gewoon anders dan andere meisjes die ik ontmoet heb.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Ik zal het maar op koppiger houden.’
‘Als je het zo wilt noemen…’
‘Mooi plekkie is dit…’ zegt hij nog maar eens tegen me. ‘Je mag me wel een rondleiding geven.’
‘Interesseert het je zoveel?’ vraag ik plagerig.
‘Ik heb wel zin om even een stukje te lopen.’ antwoordt hij. ‘Ik heb de hele dag al gezeten om extra werk te doen.’ Hij staat op  en grijpt mijn handen om me overeind te trekken. Als ik eenmaal sta, slaat hij een arm om me heen . ‘Vond je het lekker?’ vraagt hij.
‘Ja...’ antwoord ik op mijn hoede. Ik glimlach. Nou en of ik het lekker heb gevonden… Maar ik wil niet teveel laten merken van wat dan ook niet, al voel ik me vandaag best op mijn gemak bij hem.
‘Ik ook!’ zei hij.

We lopen richting het bospaadje en Roy haalt zijn arm weg. Hij glimlacht naar me. Het is een andere lach dan zijn gebruikelijke sluwe grijns. Het lijkt een lieve glimlach. We lopen het bospaadje op, en ik vraag me af of hij van plan is om me plotseling tegen een boom te zetten ofzo. Dat doet hij niet; hij kijkt oprecht geïnteresseerd om zich heen. Ik loop een beetje afwezig naast hem, tot mijn blik op iets glimmends valt dat ik rechts naast me buiten het pad zie. Het gaat Roy niets aan, maar ik kan mijn nieuwsgierigheid niet bedwingen. Ik loop erop af en buk. Wat ik gezien heb, blijkt een glanzend handvat van een kistje te zijn, dat bijna helemaal ingegraven zit.
Roy komt achter me staan. ‘Wat is er?’
‘Heb wat gevonden.’ mompel ik.
‘Een kist nog wel...’ zegt Roy. ‘Interessant….’
Ik begin het ding uit te graven. Roy kijkt even toe en begint me dan te helpen. Het kistje is stevig, van dik, donker hout en het zit op slot. Het sleutelgat is redelijk  groot. Ik pak het ding op en schud het zachtjes. Wat er in zit, weegt niet veel en maakt een papierachtig geluid.
‘Geef eens…’ zegt Roy nieuwsgierig. Hij pakt de kist van me aan en schud ook. ‘Geld, waarschijnlijk.’ zegt hij. Hij loopt ermee het bospaadje uit, wat me niet helemaal zint. Ík heb het kistje inmiddels gevonden, op míjn plek, verdomme. We zijn buiten het bosje en Roy houdt het kistje boven ons, met het sleutelgat onder. We turen.
‘Geld.’ bevestig ik.  ‘Al ken ik dat biljet niet…’
‘Het is een honderdje, denk ik…’ zegt Roy bedachtzaam. ‘Dan zullen er hier wel meer briefjes van in zitten.’
Ik pak het kistje uit zijn handen en voel nog eens. ‘Het moet heel veel zijn.’ mompelde ik. Ik kijk nog eens door het sleutelgat en zie weer een briefje van honderd, een rug. ‘Mooi dan. Iemand begraaft dus een groot bedrag aan geld in m’n tuin.’
Roy grijnst. ‘Maar het is niet jouw tuin. Je woont hier niet. Jij zit hier gewoon graag in je eentje te dromen, of wat je dan ook doet. En we weten niet hoe lang dit geld hier al ligt en of er nog eens iemand voor langs komt.’
Roy heeft een accurate samenvatting van de situatie gegeven en ik dacht een moment na. ‘Ik vind het maar niks dat hier zoveel geld ligt. En als het zoveel is als we denken, is het wel heel vreemd dat iemand dat hier tijden lang zou laten liggen. Zoiets doe je alleen als…als je een achterdochtige vrekkige oude man bent die de belasting wil ontduiken.’
‘Je klinkt alsof je zo iemand kent.’ zegt Roy geamuseerd. Iets aan de manier waarop hij naast me staat is niet passend bij de manier waarop we afgesproken hebben. Het lijkt alsof ik naast een vertrouwde, goede vriend sta. Alles duizelt me een beetje. Roy die aardig is. Felicia die met me wil stappen. Geld in ‘mijn’ tuin.
‘Misschien…’ antwoord ik. Ik denk aan mijn opa, al verstopte hij geen geld in tuinen, maar in huizen. ‘Maar diegene heeft hier niks verstopt.’ voeg ik eraan toe. Ik voelde me plotseling ongemakkelijk. Ik moet door mijn woorden over achterdochtige oude mannen ook aan Harry Kerremans denken, die aangereden is door Roy. Ik ben het hele voorval een beetje vergeten en ik vraag me af of Roy er nog aan gedacht had. Hij wekt de indruk van niet, maar ik moet niet vergeten dat je hem niet kan vertrouwen.
‘Waar wacht je nog op?’ zegt hij. ‘Neem dat geld gewoon mee. Het is dom van iemand om het hier te begraven en nu heb jij het eerlijk gevonden.’
‘Kan wel zijn…’ zeg ik. ‘Ik vind het niks om dit mee te nemen.’ Ik huiver. ‘Misschien breng ik daar iemand mee in de problemen. Het kan om allerlei redenen hier liggen en van iedereen zijn.’
‘Dat is zo.’ antwoordt Roy peinzend. ‘Dat zou toch best lullig zijn….’
Een beetje wantrouwend kijk ik hem aan. ‘Jij was erbij toen ik het vond. Wil jij het niet hebben?’
‘Ik denk er hetzelfde over als jij.’ zegt hij. ‘Bovendien interesseert dat geld me niet, ik ben hier voor jou.’
Dat laatste zinsdeel liet me niet bepaald koud. ‘Oja?’
´Je weet het…’ zegt hij. Hij slaat een arm om mijn middel en laat zijn hand afdwalen naar mijn billen. ‘Wat ben je nu van plan?’
‘Het weer begraven dan maar.’ antwoord ik. ‘Precies waar we het gevonden hebben…’
‘We zijn veel te fatsoenlijk…’ mompelt Roy.

‘Gatver…’ mopper ik tegen niemand in het bijzonder, nadat ik het kistje heb ingegraven. ‘Ik ben het hier gewoon niet mee eens. Rot op met je geld!  Straks is het van een of andere drugszaak. Bah!’ Ik liep het bosje weer uit, met Roy achter me. Hij grinnikt. Die strontkop lijkt helemaal niet in de gaten te hebben hoe belangrijk deze plaats voor me is. Dat zegt hij ook: ‘Betekent deze plaats zoveel voor je?’
‘Ja.’
Roy kijkt nu serieuzer. ‘Het geld zou inderdaad iets met drugs te maken kunnen hebben. En in dat geval lijkt het me beter om hier niet meer te komen, voor je dingen te weten komt die je van bepaalde mensen niet mag weten.’
‘Dan hebben ze pech.’
‘Nee, dan heb jíj pech.’ Het was moeilijk te zeggen of Roy verontrust was door mijn reactie, of dat hij zich ermee vermaakte.
‘Ik kijk wel uit. Ik houd niet van pech.’
‘Ben je van plan om diegene die dit hier begraven heeft op te wachten?’
‘Nee, maar ik wil hier ook niet wegblijven.’
‘We zouden hier samen ergens op de loer kunnen gaan liggen –‘ begint Roy. Ik moet moeite doen om niet te lachen, want de uitdrukking ‘op de loer liggen’ past afschrikwekkend goed bij hem. ‘ – en dan kunnen we het ondertussen in de bosjes doen...’ gaat hij verder.
Roy weet zich weer doeltreffend en ordinair uit te drukken, wat toch iets heeft. ‘Echt niet.’ protesteer ik, terwijl ik ondertussen weer geil sta te worden. ‘Want als het hier onveilig zou zijn wil ik dat jij je er buiten houdt. Ik wil je niet betrekken in problemen.’
Hij kijkt me aan met een eigenaardig lachje. ‘Dat heb je toch al gedaan, dat laatste.’
‘Karig voor je.’ zei ik. ‘Misschien moet je dan maar niet meer met me afspreken....’
‘Je hebt het al goed gemaakt vandaag…’
‘Inderdaad…’ mompelde ik tevreden.
Zijn sluwe grijns komt weer tevoorschijn. ‘Voor de helft, bedoelde ik.’

Roy en ik blijven nog een tijd discussiëren over Harry Kerremans, het geldkistje en de plaats waar we het beste iets kunnen ‘goedmaken’, zoals we daarnet gedaan hebben.  Over dat laatste kunnen we het maar niet eens worden.
‘Wat is er tegen om bij mij in de auto te stappen en ergens naartoe te gaan?’ vraagt hij.
‘Ik weet het niet…’ lieg ik. Al weet ik het natuurlijk heel goed. Ik ben gewoon veel te gevoelig voor een vluggertje op een rotplek. Maar ik peins er niet over om die gevoeligheid te laten blijken.
‘Als je het toch niet weet, ben ik de volgende die bepaalt waar wij heen gaan.’ vindt Roy. Daarna staan we quitte.’
‘Jij bepaalt helemaal niks.’
‘En jíj zegt niet eens iets…met je “ik weet het niet”. Daar hebben we ook niks aan.‘
Misschien moet ik toch maar iets meer gaan praten. Zeggen waarom ik iets wel en niet wil en dat soort dingen. Misschien verdient zelfs Roy toch iets van de echte Julia.
En zo gaan we nog een tijdje door met onze discussies. Een half uur, of misschien een uur. Ik heb geen idee hoeveel tijd er verstrijkt, maar alleen dat we afwisselend ruzie maken en seks hebben; dat laatste ook op manieren waar ik eerder nog geen weet van had. Het begint wat te schemeren en de lucht heeft een eigenaardige kleur, zie ik, terwijl ik onderop lig. Bruinachtig, bijna. Het is geen dikke bewolking en de halve maan schijnt er flets doorheen. Ik vraag me af of Roy ze ook ziet, die details. Ik raak afgeleid en denk aan Felicia, of ze echt nog iets zou laten horen. Haar ondeugende gezicht, haar bewegingen terwijl ze danst. Aan die verdomde kist met geld die iemand in MIJN tuin begraven heeft. Een fortuin! Aan Steef, mijn eerste vriendje van de laatste jaren. Aan Tim, die tegen me zegt dat hij vindt dat ik op een kernbom in ontwikkeling lijk. Aan Jef, die nooit zei wat hij vond, of voelde, of dacht. Die nog vele duizenden malen erger was dan ik. Sombere, mooie Jef die geen relatie kon aangaan naar eigen zeggen. Mijn hersens waren ineens niet te stoppen. FeliciaJefRoySteefKernbom! Er loopt een traan over mijn wang en ik draai mijn gezicht zo dat Roy het niet kan zien. Ik ben doodmoe. Roy ook, eindelijk. We blijven nog een tijdje niets zeggend naast elkaar liggen, totdat ik het koud krijg en mijn kleren eens bij elkaar raap. Nog geen halve minuut later doet Roy hetzelfde. Als hij daarmee klaar is pakt hij me vast en geeft hij me een kleffe zoen. Ik waardeer het. Ik sla mijn armen om hem heen en doe hetzelfde. We laten elkaar los en kijken elkaar kort aan.
‘Ik ga maar eens naar huis…’ zeg ik. Dat is het voordeel van een scharrel. Je kan altijd maar eens naar huis, zonder dat je jezelf hoeft te verantwoorden aan een vriendje die vraagt 'wat ga je doen dan?' want daar heb ik een hekel aan, ook al ben ik nog zo gek op iemand.
‘Ik loop met je mee.’ zegt Roy.
‘Het is maar honderd meter.’
‘Dat maakt niet uit…’

 Het wordt maar langzaam donker. Nog steeds die bruinachtige lucht.
Als we bijna bij mijn huis zijn pakt mijn pols. ‘Julia…’
‘Roy?’
‘Je moet niet meer naar je tuin gaan. Er zit een luchtje aan die kist met geld.’
Het eerste wat in me opkomt is: wat kan jou het schelen? Kan het jou werkelijk ook maar iets schelen als er wat met mij gebeurt? ‘Het is jouw zaak niet…’ zeg ik niet onvriendelijk.
‘Nu wel. Ik was er nu toch bij. Niet doen!’
‘Waarom kan jou het iets schelen?’
‘Omdat ik je een leuk meisje vind. Ik wil niet dat er iets met je gebeurt.’ Hij weet dat het niet genoeg is. ‘Heb je enig idee wat criminelen doen met mensen die achter hun smerige zaakjes komen?’
Roy gaat verder. ‘- die vermoorden ze gewoon. Ook als jij het bent.’
‘Misschien zijn het geen criminelen.’
‘We weten allebei dat de kans groot is.’ werpt Roy tegen.
We staan inmiddels op het fietspad voor mijn huis en ik probeer me los te maken, maar hij houdt me stevig vast. ‘Beloof het. Beloof me dat je er niet meer komt.’ zegt hij.
‘Ik…beloof het.’ zeg ik. Ik meen er niets van, want ik moet hier eerst  enorm diep over nadenken.
‘Echt waar?’ vraagt Roy.
‘Ja.’
‘Goed zo.’ zegt hij. Hij laat me los. ‘Zullen we komende week weer afspreken?’
‘Lijkt me gezellig…’ Ik heb het er niet op als mannen ‘goed zo’ zeggen. Het lijkt dan net alsof je het gehoorzame vrouwtje bent die weer eens braaf gedaan heeft wat er gedaan moet worden. Wat dat ook mag zijn.
‘Ga je dan met me mee?’
‘Oké.’ Waarom ook niet, denk ik plotseling.
Hij geeft me een zoen. ‘Gezellig. Slaap lekker. Ik spreek je snel…’
‘Doei!’
Roy loopt richting zijn auto. Ik kijk hem na en kan vaststellen dat hij vandaag anders was dan ik had gedacht. Je zou onze ontmoeting van daarnet zelfs leuk kunnen noemen, als je de vondst in de tuin en de eindeloze discussies die we hadden buiten beschouwing laat.

Als ik mijn huis binnen loop zit mijn broer met Lotte, die dus soms wel zijn vriendin is en soms niet, op de voor de tv. Er staat een of andere fluthorrorfilm op en als Jaap zo’n film met een meisje kijkt, weet je dat het hem menens is om haar nog een kans te geven. Hij kijkt zelf nooit televisie, en als hij toch iets kijkt is het Comedy Central, pulptv of juist een extreem goede film of natuurverantwoorde documentaire. Iets anders kijkt hij nooit. Nooit.
‘Hoi! Was het gezellig?’ vraagt Lotte me in het wilde weg. Blijkbaar is de film bedroevend slecht, want meestal kan mijn aanwezigheid ze gestolen worden als ik in de buurt ben.
Ik zou bovendien niet weten wat er gezellig heeft moeten zijn en Jaap denkt blijkbaar hetzelfde; hij zegt niets.
‘Ja, prima. Heel leuk…’ zeg ik. Ik maak me met mijn meest vriendelijke glimlach uit de voeten, voordat ze naar details gaat vragen. Ik heb het gevoel dat mijn hoofd ontploft.

Op mijn kamer struikel ik bijna over mijn nieuwe Vans (waarom heb ik die daarnet niet aangetrokken, eigenlijk?) en ik ga zitten achter mijn nooit uitgezette laptop. Ik kan wel juichen, maar dat doe ik tegenwoordig niet meer.

Goed idee! Dan moeten we maar eens verzinnen waar we af gaan spreken, we wonen
niet echt dichtbij elkaar, hihi. Misschien ergens in Den Haag ofzo? Heb je whatsapp? Ik
geef je in iig m’n nummer, dan is t wat makkelijker om elkaar te spreken ;)
06 32 18 18 05
Kus!

Ik zet haar nummer in mijn telefoon en probeer te bedenken wat ik haar zal sms’en. Sms’en ook nog. Ik hoop niet dat ik in de ogen van Felicia een boerentrien ben. Met mijn geen whatsapp, mijn oude huis in Rijsoord, café de Vliegende Bok, ‘mijn’ tuin. Soms vraag ik me echt af wat er van me moet worden. Behalve kleding, feesten en Facebook ga ik niet graag met de tijd mee, al schaam ik me daar dus niet voor. Misschien een beetje, maar niet genoeg om te veranderen en bijvoorbeeld ook zo’n kaktelefoon met touchscreen te kopen. Wat ook iets is van De Mensen van Tegenwoordig: gewoon niet recht voor zijn raap zijn. Ik weet nog dat Fleur en Jaap het ‘hard’ vonden dat ik een keer een wat minder leuke jongen had afgewezen met wie ik een rampzalige date had gehad. Ik had het direct na de date gewoon maar tegen hem gezegd, dat het niet ging werken (en eigenlijk was zelfs dat nog niet geheel eerlijk, want ik vond hem echt een zeurderige papzak). Wat moet je anders? De softie uithangen, nog een paar dagen met zo’n jongen sms’en en hem in de waan laten dat er misschien wel meer ontmoetingen volgen terwijl dat niet gaat gebeuren? Ik dacht het niet. Ik had ook helemaal geen zin om contact te houden met iemand die ik niet interessant vond. Maar Fleur en mijn broer vonden het ‘hard’. Nou, ik vind mensen aan het lijntje houden dus ‘hard’. Ik vroeg aan Fleurtje hoe je het dan anders aan moest pakken volgens haar. Ze zei: ‘Je moet tijdens de date en tijdens het sms’en na de date gewoon vriendelijk zijn, maar niet meer dan dat en niet al te spontaan meer doen.’ Fleur had zeker nog nooit iemand getroffen met een bord voor zijn kop. De jongen van de rampzalige date vroeg nadat ik verveeld om me heen had gekeken, het gesprek dood probeerde te laten bloeden, en me dom had voorgedaan, alsnog met een hoopvolle blik of ik nog een drankje wilde. In ieder geval klopt er tegenwoordig geen zak meer van, dat is maar weer de conclusie. Zelfs mijn vrienden draaien om de hete brij heen in de omgang met hun liefdes, halve liefdes en non-liefdes. En ik ben zelf ook geen heilig boontje, want hoewel ik direct ben als ik iemand niet zie zitten, ben ik wel iemand die vaak met meer mannen tegelijk date. En als ik erachter dat iemand die ik heel leuk vind dat ook doet, ben ik dus pissig. Toch best lullig. Je kan niemand vertrouwen, dus waarom moeten mensen jou vertrouwen? De enige die ik vertrouwd heb, is Steef, mijn ex vriend met wie ik eigenlijk maar twee maanden iets had. Ik heb nooit aan hem getwijfeld, of er ook maar over gedacht om met iemand anders af te spreken toen ik hem leerde kennen. Vertrouwen bestaat, maar het is blijkbaar erg schaars.

Om alles te overdenken en omdat ik morgen gewoon moet werken, ga ik mijn bed in, maar zin om te slapen heb ik niet. Ik typ diverse sms’jes aan Felicia, maar wis ze telkens en ik moet steeds aan die verrekte kist met geld in de tuin denken. Ik ga nog liever dood dan dat ik daar wegblijf, hoewel ik niet helemaal zeker van mijn zaak ben en steeds moet denken aan wat Roy net zei: ‘Weet je wat criminelen doen met mensen die achter hun zaakjes komen? Die vermoorden ze gewoon. Ook als jij het bent.’ Ik kan zijn dwingende hand om de mijne nog voelen. Dan moet ik plotseling denken aan zoon Ei, die ik op het fietspad naar mijn tuin tegenkwam, de engbek. Ik zie mezelf in mijn eentje in de tuin staan, vlakbij het bospaadje en dan het Eihoofd die met een koude grijns op zijn gezicht op me af komt lopen. Waarom ik aan een van de eieren moet denken weet ik ook niet, maar vader en zoon Steehouwer hebben nu eenmaal een criminele kop. Ik kan niet stil liggen. Het lijkt wel of mijn benen een eigen leven leiden.
Waarom vind ik een vrouw aantrekkelijk?
Waarom vind ik Roy ook aantrekkelijk?
Waarom is er een kist met geld begraven in mijn tuin?
Waarom wil ik niet meer verliefd worden?


dinsdag 4 september 2012

Het gele jurkje en de heremietkreeft


Het kan, maar het hoeft niet

‘Ik weet niet hoe ik de dag door moet komen.’ gaapte Jaap. ‘Ben nu al moe.’ Hij stond met Julia en zijn twee vrienden, Tim en Kevin, op de trein te wachten op Rotterdam Centraal.
‘Jij deugt gewoon nergens voor…’ zei Julia grijnzend. ‘Zelfs niet voor stappen op zaterdag overdag.’
‘Onze zoetwaterhaai is weer de inspiratie zelve...’ lachte Kevin.
‘Moet je die man zien!’ zei Tim plotseling. Hij wees naar een punt verderop het spoor, waar een man op het uiterste randje van het spoor stond te balanceren. ‘Wat zou er in het hoofd van zo iemand omgaan?’
‘Vrij weinig, denk ik.’ zei Kevin. ‘Zijn hoofd is ook niet zo groot.’
‘Misschien juist teveel…’ peinsde Julia. ‘Teveel stekelige dingen.’ Ze keek geïntrigeerd naar de vrij kleine, bruinharige bebrilde man die inderdaad op het uiterste randje van het perron stond. Hij stond daar heel rustig, te wachten tot er een trein aan zou komen rijden met het gewelddadige, donderende geraas waarvoor de meeste mensen afstand hielden.
Kevin kneep zijn neus dicht. ‘Dames en heren. Er heeft een aanrijding met een persoon op Rotterdam Centraal plaatsgevonden. Helaas kan er geen treinverkeer plaatsvinden van en naar deze plek. Reizigers wordt aangeraden om – ‘
‘onmiddellijk h2Overboord te springen.’ reageerde Jaap.
De trein kwam eraan. De man op het randje van het spoor week slechts een miniem stukje uit naar achteren. Eigenlijk was het helemaal niet om te lachen, realiseerde Julia zich. Zou die man genoeg hebben van het leven en twijfelen of hij er een einde aan zou maken? Of was hij gewoon autistisch? Ze ging zitten naast Tim in een vierpersoonszitplaats. Kevin begon vrijwel gelijk te slapen, hij was ’s nachts opgeroepen door de brandweer waar hij werkte. Hij was de eeuwige optimist. Niets en niemand kon hem ervan weerhouden om bijna elke avond overal te stappen en hij liep op elke vrouw af die hem interesseerde. Hij was nooit merkbaar van slag als hij afgewezen werd. Hij ging altijd onverstoorbaar verder met het zoeken naar vertier, als een soort jeep met eindeloze benzine.
‘Maak me maar wakker als we in Amsterdam zijn…’ mompelde hij opgewekt.
Julia bekeek Kevin. Ze zag hem vandaag voor het eerst en haar broer had hem aangekondigd als een geweldige baas. Ze mocht Kevin wel en hij was best leuk, maar ze interesseerde zich meer voor mannen die niet wisten dat ze aantrekkelijk waren. Baas dit, baas dat. Ze wilde helemaal geen berekende baas die wist hoe leuk hij was!
Vijf plaatsen verder jengelden twee kinderen, een peutermeisje en een kleuterjongen.
‘Ik wil cadeautje!! Dootje!’ riep het jongetje herhaaldelijk. Zijn geroep ging over in gekrijs.
‘Nondeju…’ daar word je toch niet goed van.’ zei Tim. ‘Wedden dat dat joch Devony heet?’
‘Ik wil later dus geen kinderen…’ verkondigde Jaap. ‘Ik wil liever een heremietkreeft. Dan neem ik hem overal mee naartoe op een bolderkar en dan noem ik hem Kobus.’
‘Ik vind Delano een betere naam.’ zei Tim. ‘Als hij Kobus heet kan je vast geen oppas voor hem vinden.’
‘Ik wil wel op Kobus passen.’ zei Julia. ‘Dan neem ik hem mee naar mijn werk. Kunnen de kinderen met hem spelen.’
‘Heel sympathiek van je.’ vond Jaap. ‘Sociale vaardigheden zijn erg belangrijk voor kreeften.’  Hij nam een paar slokken van zijn Wodka-Red Bull, die behalve Kevin verder niemand lustte. Daarna viel hij in slaap.

Julia en Tim luisterden een tijdje naar hun ipods, tot Julia rusteloos werd en hem uitzette. Ze haalde een klein opschrijfboekje tevoorschijn en begon twee vrouwen te observeren. Ze waren ver in de vijftig, schatte ze, en ze voerden een geanimeerd gesprek over hun verblijf in het Dominicanenklooster in Zwolle. De één had felrood haar dat alle kanten uitstond. Ze aten beiden van hun boterhammen met worst alsof hun levens ervan af hingen.
Tim had zijn ipod ook weggelegd en luisterde blijkbaar ook.
‘Ga anders naar het klooster, joh.’plaagde hij Julia. ‘Met je opschrijfboekje.’
‘Nee. Het klooster is zo afgezaagd.’
‘Je moet er wel de weg voor kwijt voor zijn.’
‘Nou, dan kunnen we ons allevier aanmelden. En die man tegenover me met zijn Kobus als eerste…’
‘Nah, er is mij daar te weinig uitzicht op seks.’ zei Tim.
‘Daar heb je een punt.’
‘Heb jij nog goeie seks gehad?’ vroeg hij.
‘Nou en of, maar het is te lang geleden…’ mompelde Julia.
‘Vind een scharrel.’
‘Die heb ik…’ zei Julia. Ze wierp een schuin oog op Jaap, die wakker begon te worden. De naam ‘Roy’ noemen in zijn bijzijn was geen fraai idee. Jaap had niets met scharrels. Hij had er geen enkel begrip voor en zeker niet bij zijn zus.
‘We zijn er bijna!’ zei Jaap energiek. Hij kon net zo makkelijk wakker worden als in slaap vallen. Hij gaf Kevin een stomp en belde Lola, de vriendin van Jaap via wie ze van het feest op de hoogte waren.


Op Amsterdam Centraal was het druk zoals gebruikelijk, maar al snel verscheen er een lang meisje in hun gezichtsveld. Ze was slank, met een vriendelijk, leuk gezicht, helblauwe ogen en bruin, stijl haar. Ze droeg een gebleekte spijkerbroek, een heel kort topje en daarboven een bruine fluffy jas die bijna elke vrouw belachelijk zou staan, maar die haar goed stond. Lola. Lola was een vriendelijk soort wervelwind die op bijna elk Amsterdams technofeestje verscheen wat er georganiseerd werd, ze praatte overal met iedereen en ze deed twee studies tegelijk. Ze was oprecht sympathiek en wilde overal zijn, alles zien, alles weten. Ze slikte ook van alles, en ook nu had ze weer iets op, waardoor ze nog chaotischer en stormachtiger was dan anders. Ze gaf hen alle vier een knuffel.
‘Echt super dat jullie er zijn! Maar jezus, ik moet dit niet doen eigenlijk. Ik heb maandag tentamens en ik denk dat ik op de boot nog maar even ga leren. Maar ik moet mensen vinden jongens, ik wil mensen spreken. Ik heb al een heleboel mensen uit Twello zien rondlopen. Mijn god, die zijn helemaal niet gewend wat ik aan heb…’
Ze volgden Lola allemaal maar, die blijkbaar wist waar ze moesten zijn en meer praatte dan zij met zijn vieren samen deden.

Op de kade was het fris en het waaide hard. En maar wachten, dacht Julia nors. Ze had de pest aan wachten. Geduldigheid was nooit haar sterkste punt en haar krullen waaiden alle kanten uit.
Lola sprak allerlei ‘Twellonaren’ aan en Julia, Jaap, Tim en Kevin konden er alleen maar naar kijken. Spontaan waren ze allemaal, maar meestal spraken ze niet zomaar met allerlei vreemde mensen. Ze stonden te kleumen en om zich heen te kijken, op zoek naar iemand die ze aantrekkelijk vonden.
‘Mensen uit Twello…’ mompelde Jaap. ‘Wat moet dat word’n? Uut ‘t boer’nlaand!’
‘Ik betwijfel of ze weleens een heremietkreeft hebben gezien…’ zei Tim.
Eindelijk was de boot klaar om op te stappen, er stond al muziek aan en iedereen keek er rond op zoek naar bekenden. Julia had het bij dit soort aangelegenheden nooit naar haar zin. Ze had er stiekem een hekel aan om zich ergens nog te moeten oriënteren en wennen en interessante mensen had ze ook nog niet gezien, behalve Lola. De boot zag eruit als zoveel andere, met veel wit, blauw en rood. Op het benedendek hingen er gekleurde slingers aan het plafond, de soort die je bij verjaardagen ook zag, en er hing een enorm whiteboard aan de muur. Er slingerden strandballen en zwembanden rond en achterin was er een bar. De dj was al bezig en die draaide helemaal niet slecht. House, bedacht Julia. Dat was lang geleden.
Jaap grijnsde en wees naar de bar. ‘Er is in de bar hier beneden én boven lachgas verkrijgbaar.’
Dat was goed nieuws, natuurlijk.

Ze liepen naar het bovendek en op de trap kwam Julia een donkerharige jongen tegen die haar net iets langer nakeek dan nodig was. Hij glimlachte en zij lachte terug.
Ze installeerde zich met Jaap, Kevin en Tim op grote, houten zitplaatsen op het bovendek. De zon kwam eindelijk door en de boot begon te varen. De muziek kwam op gang. Ze zeiden alle vier niet veel, maar ze waren tevreden en dronken van hun bier. Lola stelde een paar mensen aan hen voor. Aaron, Frederique, Luna… Er kwam ook een donker, Amerikaans meisje met hen praten, die met iedereen even extreem uitbundig was.
Ze wees naar Jaap. ‘You two are brother and sister?’ vroeg ze aan Julia.
‘Yes!’ lachte Julia.
‘Oh my god! You two are só cute!’ zei ze. Om een of andere reden streelde ze daarna de wang van Tim, en daarna verdween ze in de menigte.
‘Oke…’ bromde Tim.
Julia speurde om zich heen naar de man die ze net op de trap tegen was gekomen, maar ze zag hem niet. Haar blik viel wel op een Aziatisch uitziend meisje, met een donkergeel jurkje aan. Ze had, dik, donker haar in een nonchalante knot en boven het jurkje had ze een zwart leren jasje aan. Het was een combinatie die bij sommigen rampzalig zou kunnen uitpakken, maar die het meisje fantastisch stond. Ze had een goudkleurig sieraad achter haar oor met punten eraan, waardoor het net leek alsof ze een stuk of vijf piercings in haar oor had. Het sieraad liep in een paar fijne, gouden kettinkjes uit naar een speld in haar haar. Julia had dat nog nooit gezien. Ze was geïntrigeerd door de stijl van dit meisje. En een geel jurkje kon zijzelf met haar lichte huid wel vergeten. Ze kon haar ogen niet van het meisje afhouden. Haar leeftijd was moeilijk te schatten, maar ze moest ongeveer zo oud zijn als zij en Jaap. Ze scheurde haar blik los en ging ballonnen halen met Lola.
‘Die met dat gele jurkje…’ hoorde ze Jaap nog zeggen. ‘Wat een lekker wijf!’

Inmiddels was er een boot vol ouderen naast hun boot komen varen. Bovenop die boot rende als een bezetene een Jack Russell hondje heen en weer. Een paar oude mensen stonden naar de boot naast hun eigen boot te kijken, vol feestende jongeren. Die jongeren waren nu voor het grootste deel gaan staan, en ze hadden allemaal een ballon in hun hand. Er werd afgeteld en iedereen inhaleerde het gas uit zijn ballon. Sommigen raakten liggend in hun zalige roes, maar de meesten stuiterden rond met een extatische uitdrukking op hun gezicht. Een man van de ouderenboot maakte foto’s van hen. Het moest een raar gezicht voor die mensen zijn, om een groep jongeren op een boot allemaal met een ballon aan hun mond te zien, waarna ze allemaal in een muzikaal orgasme raakten en als een stel krankzinnigen in de rondte dansten, dacht Julia. Na het lachgas verplaatste ze zich met haar vrienden naar het benedendek, waar ze verder dansten en dronken. Vreemden knuffelden elkaar. Er werd met zwembanden gegooid, de strandbal werd geschopt. Julia kon vaststellen dat het een mooi feest was. De mensen die er waren waren een eigenaardige mengelmoes van wereldse Amsterdammers met de hipste kleding en de achterhoekers, waarvan de meisjes veelal ballerina's droegen. Kevin tekende het groepje op het whiteboard. Jaap en Julia met grotesk krullend haar en bij Jaap tekende hij een schele heremietkreeft, met een gigantische schelp. ‘Peper, de Groot en van der Zand were here!’ schreef hij erbij. Het meisje met het gele jurkje danste nu ook beneden met haar vrienden. Bij haar stond samen met een paar anderen, een meisje met een heel wijde, lichtblauwe broek en krankzinnige sandalen. Grove sandalen met een hoge zool die nog het meest thuishoorden in zo’n vergeten schoenenwinkel in de achterbuurt van een zuidelijk land. En het stond haar nog ook. Julia schaamde zich bijna, maar er was iets met het Gele Jurkje waardoor ze alleen maar steeds kon kijken. De vriendinnen van dat meisje vielen ook op, maar zijzelf het meest.
‘Mijn god, zij is móói…’ zei Jaap nog maar eens. Tim was het met hem eens en Kevin interesseerde zich voor een ander meisje. Hij stootte Jaap aan om haar aan te wijzen, en tot Julia’s opluchting verplaatste zijn aandacht zich naar een fotomodelachtige verschijning.
Het stoorde Julia op de een of andere manier dat haar broer over het Gele Jurkje praatte, dat hij haar überhaupt ook gezien had. Waarom stoorde haar dat eigenlijk? Ze liep een aantal keer heen en weer, soms alleen, soms met haar vrienden, van beneden naar boven. Telkens keek Julia, of ze het wilde of niet, waar het Gele Jurkje was. Ze aten wat, ze bleven doordrinken, ze haalden nog een lachgasballon en de tekeningen op het whiteboard werden uitgebreid. Tim tekende er nog een kwal bij. Er waren veel mensen die elkaar niet kenden met elkaar in gesprek geraakt, merkte Julia. ‘Mijn ouders zijn uit elkaar gegaan toen ik nog heel jong was…’ hoorde ze een meisje vertrouwelijk tegen Lola vertellen. Tot haar ergernis zag ze dat het Gele jurkje met een bruinharige jongen in gesprek was geraakt, en het erg naar haar zin leek te hebben. En haar ergernis kwam niet door het feit dat ze die jongen zag zitten. Ze bekeek hem even en ze besloot dat ze hem met zijn kille ogen net zo aantrekkelijk vond als de stront van een zeemeeuw.
                                                            
Er brak een typisch verloren moment voor Julia aan op het feest. Zo’n moment dat ze inkakte en tijdelijk moe was. Jaap, Tim en Kevin stonden benedendeks los te gaan en zij was in elkaar gezakt op een groezelige zitzak. Ze keek loom voor zich uit, ontspannen, maar tegelijkertijd verontrust, al wist ze niet direct waarom. Nauwelijks een minuut later kreeg ze een antwoord op de waarom - vraag. Op nog geen vier meter van haar vandaan zaten het Gele Jurkje en haar aanbidder op een andere zitzak. Ze hielden elkaar vast, hun benen waren in elkaar verstrengeld. De in panty gestoken benen van het meisje met de veterlaarsjes aan haar voeten, leken nog mooier dan ze al waren nu iemand er aandacht aan besteedde. Geel jurkje had nauwelijks oog voor alles om haar heen, maar de jongen met wie ze was keek soms zelfgenoegzaam in het rond. Tot Julia’s afschuw wierp hij ook een blik op háár. Ze voelde zich betrapt door zijn kille, grijze ogen. Ze walgde daadwerkelijk van deze man, ondanks het feit dat hij knap was. Julia stelde zich voor dat haar beste vrienden misschien hetzelfde over Roy zouden denken als ze die zouden ontmoeten. Ze vroegen weleens naar zijn Facebook pagina en dan antwoordde Julia dat hij die niet had. Vriendinnen zoals Robin en Fleur geloofden haar dan, of deden alsof. Er viel op dit moment niets te beleven, niets positiefs in ieder geval, dus haalde Julia haar telefoon tevoorschijn. Het was tijd dat er een beetje leven in de brouwerij kwam. Ze typte een sms naar Roy. Het scheelde dat je bij hem recht door zee kon zijn en er geen creativiteit aan te pas hoefde te komen. Het gaf ook niks dat ze hem de laatste keer teleurgesteld had en dat hij die aanrijding had. Het hoorde bij hun spel dat ze elkaar steeds weer een kans gaven.

Hey, zin om binnenkort af te spreken?
Kusss, Julia

Nu liet Geel Jurkje zich betoveren door wat de nep-artistieke plaatselijke Roy was en zat Julia in haar eentje op een vieze fatboy. Het was allemaal enigszins deprimerend en ze zou willen dat ze niet bij bewustzijn was. Ze liet zich wegzakken in haar moment van zwakte en dutte een beetje in. Ze ving nog net een glimp op van Geel Jurkje die een sigaret opstak in de armen van strontkop. Een aantal minuten later – Julia kon niet inschatten hoeveel later – legde iemand een hand op haar schouder. Het duurde even voor het tot haar doordrong dat het niet Jaap, Kevin of Tim was. Een jongen met donker haar, een aantrekkelijk gezicht en een stevig postuur leunde over haar heen.
‘Gaat alles goed hier?’ vroeg hij. Wie het ook was, hij had een ondeugende lach op zijn gezicht.
‘Het gaat prima…’ antwoordde Julia warrig. ‘Ik had even een moment van moeheid.’ gaf ze met tegenzin toe. Ze werd snel helder en tot haar genoegen zag ze dat deze donkerharige figuur er wel erg goed uitzag. Tot haar irritatie – al was die nu iets milder – zaten Lulhannes en Geel Jurkje er nog steeds, al keken ze inmiddels meer om zich heen. Ze wierpen beiden een blik op Julia – lamzak opnieuw, Geel Jurkje voor het eerst – en ze vond het onprettig. Julia wilde liever gezien worden als ze aan het dansen was.
‘Met mij gaat het ook prima.’ zei de jongen naast haar geamuseerd. Hij stak zijn hand uit. ‘Adriaan.’
Ze schudde hem. ‘Julia.’ Ze vroeg zich af wie er tegenwoordig in vredesnaam nog Adriaan heette, behalve de acrobaat van Bassie en Adriaan. Een jongen uit een boerengezin uit haar klas op de basisschool heette Adriaan en hij speelde altijd vals met knikkeren. Deze Adriaan zag er onwaarschijnlijk on-Adriaanachtig uit.
‘Ik ben geen boer…’ vervolgde hij, alsof hij haar gedachten kon lezen.
‘Mooi. Ik ben ook geen boerin.’ kaatste Julia terug.
‘Zo zie je er ook niet uit.’ vond Adriaan.
‘Zo zie jij er ook niet uit.’ zei Julia steels. ‘Je maakte dus een overbodige opmerking.’
‘Gaan we zo beginnen?’ lachte Adriaan. ‘Over overbodige opmerkingen enzo?’
‘We zijn al begonnen.’
‘Is zo. Ik wilde je daarnet beneden al aanspreken.’ gaf hij toe. ‘Maar toen was je dus verdwenen.’
‘Een vervelende gewoonte van me…’
‘Is dat een gewoonte van je?’
‘Het valt mee.’
Julia was het zitten en hangen plotseling zat. Ze had al genoeg gezeten en er hing plotseling iets broeierigs in de lucht dat haar niet beviel.
‘Laten we naar beneden gaan...’ stelde ze voor.
‘En wat drinken.’ vulde Adriaan aan. Hij stond sneller op dan Julia en hielp haar overeind.
Terwijl ze naar het benedendek liepen bleef hij zelfverzekerd haar hand vasthouden en dat mocht ze wel. Ze wist verder niet hoe ze hem moest inschatten, maar die gedachte verdween even snel als hij gekomen was.

Adriaan kocht twee drankjes, voor zichzelf een bier en voor haar een wijntje. Ze zetten hun gevatte gesprek voort op de dansvloer. Daar was inmiddels iedereen van de boot en men danste extatisch op tevreden op de harde techno waarop de dj was overgegaan. Maya ging meer dan ooit uit haar dakpan in haar trainingsbroek en korte topje, Kevin, Tim en Jaap hadden een grote grijns op hun gezicht, mensen omhelsden elkaar zomaar, en rond het vermeende fotomodel stond een kring van mannen. Geel jurkje en de jongen die door Julia in haar hoofd ‘de hanneslul’ genoemd werd, speelden hun eigen spel door een eindje van elkaar af te dansen en dan weer dichterbij elkaar te komen, om elkaar iets in het oor te fluisteren. Het gele jurkje lachte veel en ondeugend, wat haar nog mooier maakte dan ze al was. Julia moest moeite doen om haar blik ervan los te scheuren, ondanks dat ze ook iemand had om samen mee te zijn. Zij en Adriaan waren de standaard gesprekjes ontstegen – voor zover die er geweest waren – en maakten nu grapjes over de andere feestgangers en elkaar. Hij begon ermee haar soms een kus te geven, op haar mond of in haar hals. Julia verkeerde in een zalige roes en genoot. Adriaan sloeg zijn armen om haar heen en zij beantwoordde zijn omhelzing. Ze was zo aangeschoten dat ze pas laat in de gaten had dat een zijn handen onder haar jurkje verdween en toen ze het merkte hield ze hem niet tegen, maar ze genoot er ook niet van. Hij kneep in haar billen – te hard eigenlijk. Verder gaan dan elkaar kussen in een drukke ruimte was niet haar stijl, maar ze was te ver van de wereld om zich eraan te ergeren dat het blijkbaar wel de stijl van Adriaan was. Ze maakte zich loom los uit zijn omhelzing en begon weer zelf te dansen. Hij bekeek haar met een enigszins roofdierachtige blik, die ze maar al te goed kende. Hij trok haar weer naar zich toe.
‘Je bent mooi als je danst.’ zei hij. ‘Je bent heerlijk.’
Julia glimlachte. ‘Dankje.’ Ze kuste hem en danste verder.
Ze liet zich bekijken en praatte af en toe met hem, en met haar vrienden.

De toiletten, of wat er van over was, waren ranzig. Ze waren  zo smerig dat zelfs Franse toiletten langs de autosnelweg nog aantrekkelijker waren, zelfs als dat de beruchte gat – in – de – grond – variant betrof. Er lagen plassen water voor de deuren en overal lagen doorweekte wc rollen met bijbehorend papier. Er steeg een walgelijke stank op. Midden in alle rotzooi stond Julia met een paar andere knappe, ongelukkige wachtenden in de rij om een van de vier bacteriekweekvijvers te betreden. Zij en de anderen met wie ze in de rij stond, leken er volkomen misplaatst. Ondanks alle chaos zag niemand eruit alsof ze op een smerige vloot aan het feesten waren, en het geheel leek op leden van het Koninklijk huis die op een vuilnisbelt verdwaald waren. Een koninklijke familie met korte jurkjes, Vans, veterlaarsjes en panterprintjes weliswaar, maar toch. Voor Julia stonden twee lange meisjes, zodat ze niet goed kon zien wie er verder in de rij stond. Niet dat dat haar zo interesseerde. Ze was aangeschoten en had een onderwerp van affectie. Ze was bijna aan de beurt om zich in een smerig hokje te begeven, de achterste om precies te zijn. Die achterste deur zwaaide open en Geel Jurkje kwam naar buiten. Haar bijna zwarte haar nog steeds in een nonchalante knot, haar lippen rood, de ogen ondeugend. Ze was precies zo lang als Julia. Ze glimlachte en keek Julia recht aan.
‘Mooi jurkje.’ zei ze. Haar stem klonk een beetje hees.
‘Bedankt.’ zei Julia zo nonchalant mogelijk. Ze slaagde er nog in ook. ‘Die van jou is ook mooi.’
‘Dankje…’ Geel jurkje keek haar aarzelend aan, alsof ze nog iets wilde zeggen, maar ze liep verder.
Op het toilet zat Julia met een bonzend hart. Ze probeerde helder te worden, zichzelf bij elkaar te rapen. Als je denkt dat je alles op een rijtje hebt, gebeurt er zoiets als dit, dacht ze.
Het leven, daar heb je geen reet aan.

Julia verliet het openbare riool. Tot haar verbazing stond geel jurkje om de hoek te wachten. Ze schoot Julia gelijk aan, waarbij ze licht haar arm aanraakte.
‘Hé, kan ik je misschien even spreken?’ vroeg ze. Het klonk niet onvriendelijk, maar wel dwingend.
Julia knikte verbaasd en liep achter het meisje aan, de trap op naar het bovendek.
‘Die gast met wie je bent is niet te vertrouwen.’ zei ze zonder omhaal.
‘Hoe bedoel je?’ vroeg Julia. ‘Hij is maar voor één dag hoor. Nog niet eens eigenlijk... Ik ken hem net twee uur.’
‘Het spijt me.’ zei het meisje met haar mooie stem. Ik moet me er ook eigenlijk niet mee bemoeien. Maar het gaat hem maar om één ding en daar doet hij alles voor.’
'Hier is nauwelijks ruimte voor dat éne ding…’ grapte Julia.
Het meisje keek haar ernstig aan, al glommen haar ogen van Julia’s grap. ‘Dat is waar, maar hij verzint wel iets. Hij pakt het stijlvol aan en wordt ook stijlvol opdringerig. Je kan beter met hem uitkijken. Al weet ik niet wat jij verder wilt?’
‘Gewoon, een leuke dag.’ antwoordde Julia oprecht. ‘Gewoonlijk doe ik nooit zoveel met mannen die ik niet goed ken.’
Geel jurkje knikte geïnteresseerd. ‘Ik ook niet. En bij mij waardeerde hij dat niet. Gelukkig negeert hij me vandaag.’
‘En nu zit ik met hem opgescheept…’ zei Julia cynisch. ‘Tot nu toe heb ik niets aan hem gemerkt.’ De hand onder haar jurkje liet ze achterwege. Ze wilde zich niet laten kennen door een vreemde vrouw. Maar Julia had opnieuw de bevestiging: je kon niemand vertrouwen, zo bleek maar weer. Stel dat ze die Adriaan gelijk heel leuk had gevonden, dan had ze gewoon weer pech. Ze had zin om iets overboord te gooien. Iets zoals haar roze telefoon, die zonder dat zij er aandacht aan besteedde in haar tas lag te trillen.
Geel jurkje glimlachte flauw. ‘Wat ga je nu doen?’
‘Ik weet het niet…’ gaf Julia toe. ‘Maar na wat jij me hebt verteld is de lol met hem er wel een beetje af. Het is niet… spannend meer nu ik weet wat hij wil, als jij gelijk hebt…’
‘Dat spijt me.’ zei Geel jurkje. ‘Maar misschien moet je ook niet teveel naar mij luisteren. Misschien vindt hij jou meer dan gewoon een knap meisje om mee te…rotzooien. Ik wilde je gewoon waarschuwen.’
‘Ik kijk wel.’ zei Julia vaag. ‘Jij hebt wel een leuke gast ontmoet, toch?’ vroeg ze. Ze deed haar best om niet nors te klinken.
‘Ook maar voor één dag hoor.’ antwoordde het meisje nonchalant. ‘Het is soms even fijn om samen met iemand te zijn.’
‘Dat is het.’ beaamde Julia.
‘Zullen we een drankje halen?’
Julia voelde het bloed naar haar wangen stijgen. Zullen we een drankje halen. ‘Lekker.’ Ze glimlachte, straalde zelfs. Geel jurkje glimlachte terug en liep richting de bar van het bovendek. Even later hadden ze zich met zijn tweeën op een fatboy geïnstalleerd, met allebei een glas wijn in hun hand. Geel jurkje ging dichtbij Julia zitten en Julia voelde hoe ze bijna verlegen werd, een gevoel dat ze zelden meer had. Interessante mannen waren spannend, maar verlegen werd ze meestal niet van ze. Behalve misschien van Jef. Wat ze nu meemaakte leek een totaal nieuwe ervaring te zijn. Sinds wanneer was zij onder de indruk van een…vrouw? Het lag aan de drank, het lag vast aan de drank.
‘Hoe heet je eigenlijk?’ vroeg Geel Jurkje. ‘Ik heb je nog nooit gezien op feestjes hier in de buurt.’
‘Julia. En dat kan kloppen. Hoe heet jij dan?’
‘Felicia. Waar kom je dan vandaan?’ Felicia ging nog iets dichter bij haar zitten, als een kat die nieuwsgierig langs je strijkt.
‘Ik kom uit Ridderkerk, vlakbij Rotterdam.’ antwoordde ze. ‘En jij?’
‘Uit Wormerveer, vlakbij Amsterdam.’ zei Felicia speels.
Ze raakten in gesprek. Felicia bleek een Indonesische vader te hebben, en een half-Nederlandse , half-Spaanse moeder. Ze was met haar broertje en drie zussen regelmatig verhuisd. Ze was geboren in Den Haag, waar ze had gewoond tot ze ongeveer elf was. Van haar elfde tot haar veertiende had ze in Jakarta gewoond, vanwege het werk van haar vader, en daarna ging het gezin weer terug naar Nederland. Vervolgens waren ze daar twee keer verhuisd in de omgeving van Amsterdam.
‘Hoe vond je het om zo vaak te verhuizen?’ vroeg Julia.
‘Ik vond het wel prima. Maakte overal makkelijk vrienden. Al had ik er soms toch weinig zin in. Maar ik vond het wel prettig om terug te gaan naar Nederland en hier te blijven.’
Julia vond het interessant en werelds dat Felicia ook in Jakarta gewoond had. Zo’n ‘verleden’ zou ze zelf ook wel willen. Maar de waarheid was dat ze bijna haar hele leven in de rustigste wijk van Ridderkerk gewoond had, en een kleine paar jaar in een iets minder rustige wijk.  Ze ging een tikje nerveus met haar vingers door haar krullen.
Gelukkig leek Felicia richting een ander gespreksonderwerp te willen. ‘Hoorde jij nou bij die gasten van wie er één een kreeft heeft getekend op het whiteboard?’
Julia schoot in de lag. ‘Daar hoor ik bij, ja. De tekenaar heeft er ook een vrouw met een gigantische bos krullen bij getekend.’
Felicia lachte ook. Je hebt prachtig haar! Jouw glanzende krullen zou iedere vrouw wel willen.’
‘Jouw haar is anders ook mooi.’ zei Julia.
‘Jazeker, maar dat van jou valt meer op. Die Adriaan kon er ook niet van afblijven.’
‘Wil je ophouden over Adriaantje?’ grapte Julia. ‘Hoe heet jouw verovering eigenlijk?’
‘Mark. Hij is wel leuk, hoor. Maar toch niet helemaal mijn type. Wat vind jij van hem?’
‘Hij is ook niet mijn type.’ antwoordde Julia. ‘Ik vind hem eigenlijk al niet eens leuk.’ voegde ze eraan toe.
‘Je bent wel eerlijk…’ zei Felicia grijnzend. ‘Wie zijn wel jouw type?’
‘Lastig uit te leggen…’ zei Julia nadenkend. ‘Uiteindelijk houd ik het meest van mannen die zichzelf zijn en die weinig moeite doen om ‘cool’ of wat dan ook te zijn. Subtiele en integere types, maar wel spontaan… En ik vind soms ook mannen spannend die uit een heel ander milieu komen dan ik. Hij moet er natuurlijk leuk uitzien, maar lekker nonchalant. En ik vind het belangrijk dat ik met iemand kan lachen.’
Op de een of andere manier leek Felicia nogal onder de indruk van haar antwoord. Ze fronste haar mooie gezicht. ‘Wauw. Je weet goed wat je wil. Je kan het goed verwoorden, ofzo…dat is bijzonder.’
Julia voelde dat ze bloosde, om een of andere reden. ‘Misschien… Maar het heeft een tijdje geduurd voor ik erachter kwam wat ik echt belangrijk of leuk vind aan mannen. Ik heb ook weleens met een verkeerde gedate. Wat voor mannen vind jij leuk?’
‘Een beetje hetzelfde, denk ik…’ zei Felicia aarzelend. ‘Mannen die cool zijn zonder dat ze hun best ervoor doen, en soms ook wel een beetje bad guys. En geen gladde mannen of kakkers.’
‘Bad guys zijn heel interessant…’ begon Julia. ‘Omdat ze een relatief begrip zijn.’
Felicia keek haar geïnteresseerd aan. ‘Wat bedoel je precies?’
‘Nou…’ begon ze aarzelend. ‘Ik was een tijd ontzettend verliefd op iemand die mijn vrienden als ‘bad guy’ beschouwden. Ik vond het wel meevallen, al was hij anders dan ik in zijn doen en laten. Maar híj zei dat meisjes waar hij in het verleden op viel, op bad guys vielen en dat hij dat blijkbaar niet was.’
‘Maar voor jou wel. Ik snap het.’ zei Felicia. ‘Hoe is dat afgelopen met die gast?’
‘Ik had er een punt achter gezet.’ antwoordde Julia. ‘Nouja, we hadden geen relatie, maar ik wilde niet meer met hem omgaan. Ik kreeg het idee dat hij niet echt meer om me gaf, omdat hij voor mijn gevoel alleen wilde afspreken als het hem uitkwam.’
‘En toen kregen jullie ruzie of iets…?’ vulde Felicia aan.
‘Nee, ik was er gewoon klaar mee en heb hem dat gezegd. Hij vond het jammer, maar hij begreep het naar eigen zeggen wel.’
‘Je hebt echt klasse als je dat zo doet.’ vond Felicia. ‘Ik had dat in zo’n situatie niet gekund, denk ik…’
‘Makkelijk was het niet…’ gaf Julia toe. ‘Ik heb daarna een hele nacht niet geslapen en ik heb het aan de telefoon gezegd, want ik was bang dat het niet zou lukken als ik hem in het echt zag. Er zat ook nog een vriend naast me om me te steunen.’ Julia huiverde. Ze zag nog voor zich hoe alles was gegaan. Spijt had ze niet, maar het deed nog steeds pijn, een beetje.
‘Toch vind ik het sterk hoor.’ zei Felicia lief. ‘Ik heb ongeveer twee jaar geleden hetzelfde meegemaakt. Extreem verliefd was ik. Ik was te laat om te doen wat jij gedaan hebt. Hij ging een jaar lang maar half voor me, en we spraken af en toe af. Uiteindelijk ging hij ervandoor met een supermooi blond meisje - een heel ander type dan ik - en daar kwam ik achter toen ik ze op straat zag lopen, superklef samen. Ik heb nachten niet geslapen.’
‘Dat is ook zwaar klote…’ zei Julia onder de indruk. ‘Naast nachten niet slapen zou ik gillend gek worden, denk ik.’ Ze keek naar Felicia. Ze was het mooiste en meest intrigerende meisje dat Julia ooit gezien had. Ze kon zich niet voorstellen dat zij ooit pech kon hebben met mannen. Het stak haar dat haar zelfvertrouwen nog niet zo groot was, dat ze zich niet kon voorstellen dat zijzélf nooit pech had met mannen. “Beledigd moet je zijn, als iemand niet op je valt.” zei Tim altijd. “Beledigd, en niet verdrietig. Wie niet op jou valt heeft een achterlijke genetische afwijking.” Aan die uitspraak probeerde Julia weleens te denken, maar het lukte niet altijd.
‘Jij bent veel leuker en mooier dan zo’n blondje.’ flapte ze eruit.
‘Dankje...’zei Felicia stralend. ‘Jij ook.’
‘Bedankt.’ Julia lachte ook. Ze begon zich beter op haar gemak te voelen. ‘Wij zijn gewoon geweldig.’
‘Inderdaad.’ zei Felicia zelfverzekerd. We zouden alleen nog iets moeten verzinnen om de juiste mannen dat in te laten zien.’ Ze glimlachte raadselachtig.
Het zag ernaar uit dat Julia een bondgenote had. Waarin, wist ze zelf ook niet precies.
Er schalde inmiddels een succesvol technonummer over het dek, en een paar gelukkigen die nog lachgasballonnen hadden weten te bemachtigen stonden stuiterend klaar om te gaan inhaleren.
Julia en Felicia keken geïnteresseerd toe.
‘Ik wil er ook nog wel één.’ prevelde Julia.
‘Ik ook wel.’ zei Felicia.
‘Zal ik er twee halen?’ stelde Julia voor.
Felicia grijnsde. ‘Perfect.’

 Julia liep naar beneden, omdat daar de mensen met ballonnen vandaan kwamen. Ze hoopte niet dat ze Adriaan tegen zou komen, maar ze zag hem in de drukte al op haar afkomen.
‘Waar was je nou?’ vroeg hij, terwijl hij haar middel vastpakte. ‘Ik zocht je.’ Hij had de te gretige, wazige blik in zijn ogen van iemand die dronken was.
Ze maakte zich zo vriendelijk mogelijk los uit zijn omhelzing. ‘Ik ga ballonnen halen.’ verklaarde ze. ‘Tot zo!’ voegde ze er vaag aan toe.
Adriaan bleef verbouwereerd staan waar hij stond. Onderweg naar de bar ontwaarde Julia Mark en de vriendinnen van Felicia in de menigte. Ze moest opschieten, voor hij Felicia zou terugvinden, de hamerhaai.
Bij de bar schoot Tim haar aan. ‘Wat ben jij eigenlijk allemaal aan het doen?’ Hij wees naar Adriaan. ‘Ik dacht dat je die gast geregeld had. Maar volgens mij ben je hem zat.’
‘Klopt. Ik ben een beter iemand tegengekomen.’
‘Wie, wie, wie?’ vroeg Tim. ‘Wijs aan.’
Julia schudde haar hoofd, terwijl ze de ballonnen voor haar en Felicia aanpakte. ‘Bovendek.’ zei ze alleen maar.
Tim legde zijn hand op haar schouder. ‘Maar die gast daar valt je toch niet lastig, hè. Anders komen Jaap en ik hem een paar rake teringklappen geven.’
‘Geen rake teringklappen.’ mompelde Julia. Adriaan was weer in de drukte verdwenen.
‘Met wie ben je nou daarboven?’
‘Je zal het wel zien.’ zei Julia ongeduldig. Ze wurmde zich los en liep snel met haar twee ballonnen naar de trap. Onderweg ontwaarde ze Jaap in de menigte, die het voor elkaar had gekregen om een praatje met ‘het model’ aan te knopen.

Op het bovendek zat Felicia onderuitgezakt op de fatboy te wachten, met haar ogen dicht. Ze deed ze open toen Julia naast haar ging zitten en pakte de ballon aan.
‘Thanks…’ zei ze.
Er had zich weer een groep lachgassnuivers op het dek verzameld, al was het een veel kleinere verzameling dan eerder op de dag. De ballonnen waren op.
‘Cheers!’ zeiden Felicia en Julia tegen elkaar. En ze ademden in. Voor Julia was het voor het eerst dat ze dat zittend deed. Normaal stond ze altijd te dansen. Zij en Felicia lachten. Ze moesten verschrikkelijk lachen. Er kwam een gevoel over Julia dat misschien nog wel sterker was dan de euforie van dansen. Ze gingen dichter bij elkaar zitten en Felicia sloeg haar arm om Julia’s smalle middel. Ze wisten niet wie er precies begon, maar het gebeurde. Julia en Felicia kusten elkaar zachtjes, zonder het flauwste benul wie er keek of te weten waarom. Het was Julia die als eerste haar gezicht voorzichtig weghaalde, toen het lachgas uitwerkte. Ze was in de war. Ze had met een vrouw gezoend en het was prettig. Waar was de oude Julia, die zich behalve voor haar vriendinnen, alleen voor mannen interesseerde? Ze voelde zich verlamd, zoals ze wel vaker was als er zich teveel indrukken voordeden. Ze verstijfde.
Felicia keek haar aan met een moeilijk te peilen blik die nog het meest op een verlegen lach leek.
‘Je bent schattig.’ zei ze.
‘Jij bent –‘ Julia wilde ‘geweldig’ zeggen, maar dat liet ze toch achterwege. ‘heel leuk.’
Felicia wilde iets terugzeggen, maar op dat moment stond Mark voor hun neus.
‘Hé.’ zei hij. ‘Mag ik er misschien bij komen zitten?’ vroeg hij grijnzend.
‘Het kan – ‘  zei Felicia.
‘maar het hoeft niet…’ voegde Julia eraan toe.
Heel even keek Mark hulpeloos. Daarna werd zijn blik koud en onverschillig. Hij verdween.
‘Toch best lullig.’ vond Felicia. ‘Hij was wel leuk… maar ach.’
‘Tja…’ zei Julia vaag. De verwarrende situatie, de drank en het lachgas begonnen haar energie op te eisen. Daarnaast was ze zo dronken als een kanon, maar niet genoeg om niets meer in de gaten te hebben en niet meer in de war te zijn.
‘We zijn bijna weer terug.’ zei Felicia plotseling. ‘We zijn de tijd vergeten. We moeten eens opstaan en onze vrienden zoeken.’
‘Goed idee.’ mompelde Julia. Moeizaam kwam ze overeind. Felicia was sneller en pakte haar hand. ‘Kom mee, dan stel ik je aan mijn zussen en vriendinnen voor. Volgens mij zijn ze beneden.’
‘Tof…’ zei Julia.

 Felicia’s twee zussen vonden het blijkbaar normaal dat Felicia er eerst met een man vandoor ging en daarna met een vrouw. Ze waren heel geïnteresseerd in Julia en ondanks het feit dat ze alleen voorgesteld werd kreeg ze het gevoel dat ze al bij hen hoorde. Het meisje met de ‘krankzinnige broek en schoenen’ zoals Julia ze in gedachten genoemd had, bleek Felicia’s oudste zus te zijn, Anjelita. Ze zat op het Amsterdam Fashion Institute en ze had een van de dj’s versierd. De middelste, Catharina, liep met een bloemenkrans op haar hoofd rond en had Julia meteen een knuffel gegeven. Ook zij zag er goed uit. Het leek alsof heel de familie van Felicia gezegend was met perfecte figuren. Julia vergat bijna dat ze er zelf ook mocht zijn.
‘Leuk je te ontmoeten, Julia! Jij bent echt een knappe krullenbol. Waar kom je vandaan?’
‘Ridderkerk!’
‘Waar ligt dat?’
‘Ver, heel ver van hier, Catharina!’
‘Noem me maar Kaat. Catharina klinkt veel te hoogdravend.’
‘Goed. Kaat.’ giechelde Julia.
Felicia stond achter haar en sloeg haar armen om Julia heen. ‘Stel me eens voor aan jouw vrienden!’
Julia’vroeg zich af wat voor gevolgen dat zou kunnen hebben. Ze hield heel veel van vooral haar broer en ook van Tim. Maar er was een maar.
Check het gele jurkje!
Zij is het lekkerste wijf van de hele boot!
Nondeju, zíj is mooi.
Als ik m’n vriendin niet had…
En waar waren ze eigenlijk? De boot was al aan het aanleggen.
‘Ik ga ze zoeken…’ zei Julia maar.
‘Schiet je op, Felies? Dan kunnen we de trein halen.’ vroeg een vriendin van Felicia. Ze wendde zich ook tot Julia. ‘Reis je gezellig met ons mee?’ vroeg ze.
‘Nee, ik moet richting Rotterdam.’
‘Ik voeg je toe op Facebook.’ zei Felicia met haar telefoon in haar hand. ‘Wat is je achternaam?’
‘Peper.’
Ze gaven elkaar een knuffel.
‘Het was echt heel gezellig…’ zei Julia.
‘Ja! Misschien moeten we eens afspreken.’ zei Felicia zelfverzekerd. ‘Als je dat leuk vindt…’ voegde ze eraan toe.
‘Lijkt me een goed plan.’ zei Julia hees. Ze glimlachte stralend.
Ze verdwenen beiden in de menigte, maar ze keken nog één keer achterom. Hun blikken kruisten elkaar en ze glimlachten breed.

‘Nou weten we nog steeds niet wat jij allemaal op het bovendek hebt uitgevoerd, Julia.’ begon Tim.
Jaap, Tim, Kevin en Julia stonden langs het spoor op de trein naar Rotterdam te wachten. Ze hadden allemaal een zak patat in hun handen en ze waren doodmoe. Hun sneakers waren smerig.
Julia besloot het er maar uit te gooien. ‘Ik heb met een meisje zitten praten. Was heel gezellig.’
‘Welk meisje?’ vroeg Jaap.
‘Die met het gele jurkje.’
‘Wat? Met háár? Waar hadden jullie het over?’
‘Van alles.’
‘Was ze aardig?’ vroeg Jaap.
‘Ja zeker.’ zei Julia. ‘Maar heb ik jou nou met dat modelachtige meisje zien praten?’vroeg ze om de aandacht af te leiden.
‘Ja, zij is echt…’ Jaap deed zijn ogen dicht en grijnsde. ‘- de geweldigste, de lekkerste en de sierlijkste ooit. Het gesprek begon een beetje stroef, maar ik geloof dat ze me wel mocht. Ze heeft me haar nummer gegeven maar ik weet nog niet of ik daar iets mee kan… Om haar hingen echt tachtig gasten heen.’
‘Plus jij.’ zei Julia droog.
‘Plus ik, ja. Maar er zaten ook een paar lelijkerds bij. Van die hamerhaaien. Die kan je wel wegstrepen.’
‘Juist Japie, altijd positief denken.’ zei Kevin. ‘Ouwe draaikolk!’
‘Ik stem toch voor het gele jurkje.’ zei Tim.
‘Moet je onze schoenen zien.’ merkte Jaap op. ‘Ik denk dat we allemaal op z’n minst hiv, lepra en hondsdolheid onder onze poten hebben.’
‘Ik was vanmiddag al hondsdol van die muziek.’ zei Julia. ‘Ik ben nu dus immuun voor hondsdolheid.’
‘Maar vast niet voor hiv.’ zei Kevin.

 Ze stapten in de trein en Julia kwam naast Tim terecht. Er zaten twee ladders in haar panty en ze gooide haar driekwart lege zak friet weg. Ze voelde zich ontzettend eigenaardig. Ze begon haar fles water leeg te drinken om weer helderder te worden. Door het raam zag ze Amsterdam Slotervaart voorbij razen.
‘Hé, Juul…’ zei Tim zacht. ‘Ik heb jullie gezien…dat meisje en jij.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Jullie zaten te zoenen.’
‘En daar zat jij naar te kijken, dus…’
‘Hoe vond je dat, zoenen met een vrouw?’
‘Ik weet niet… Onwennig, leuk, spannend. Van alles.’
‘Vond je haar leuk?’
‘Ja. Maar niet zoals ik sommige mannen leuk vind. Ik weet het niet zeker. Maar ik vond haar interessanter dan alle andere vrouwen.’
‘Sorry hoor, maar jezus, zij was me een partij lekker! En intrigerend ook. Ik begrijp je wel. Hoe was ze?’
‘Heel aardig. En eerlijk. Je zou haar vast gemogen hebben.’
‘Waar hadden jullie het over?’
‘Voornamelijk over mannen.’ Julia redde een vlieg, die half vastgekleefd zat aan een nog vers tegen de ruit geplakt stuk kauwgom. Het insect vloog opgelucht, verdwaasd verder.
Tim grijnsde. ‘Wat is er met die twee gasten gebeurd die jullie versierd hadden? Hebben jullie die overboord gegooid?’
‘Nee, maar dat was een uitstekend idee geweest.’ zei Julia.
‘Zo… Jij bent ook niet meer zo lief als je altijd was.’
Julia haalde haar schouders op. Ze wist niet wat ze moest zeggen. Ze haalde haar borstel uit haar tas en begon geestdriftig haar verwaaide bos krullen te borstelen.
‘Waar is de oude Julia gebleven?’
‘Welke oude Julia?’
‘Die niet grof was, die grappen over seks niet snapte en die aan jongens nog zo onschuldig en puur haar gevoelens kon vertellen. Die gepassioneerd was.’
‘Die is dood. Ze heeft deze wereld niet overleefd.’
‘Nondeju, nondejuul… Doe niet zo pathetisch.’
‘Ik doe niet pathetisch. Dit is gewoon eerlijk. Als ik de oude Julia was zou ik overal in de problemen komen. Dit heet volwassen worden.’
‘Ik denk dat er aardig wat mannen zijn die de oude Julia leuk en lief vinden.’
‘En ik denk dat er aardig wat mannen zijn die misbruik van die Julia maken.’
‘Dat zijn dan niet de goeie.’
Julia beet op haar lip. Ze kon er niet tegen, dit gesprek. Niet nu.
‘De wereld is vol met niet – goeie mensen.’ zei ze stekelig. ‘En als er wel een keer een goeie rondloopt, dan werkt het weer net niet.’
‘Dat valt allemaal heus wel mee, Julia…’
‘Dat v-valt helem-maal niet mee…’ mompelde ze huilerig.
Tim sloeg zijn arm om haar heen. ‘Je moet gewoon proberen het verleden los te laten en het allemaal niet zo negatief te zien.’
‘Dat probeer ik ook… En trouwens, jij hebt het over ‘pathetisch’ terwijl ik gewoon volwassen wordt.’
‘Jouw ‘volwassen worden’ heeft veel weg van een kernbom in ontwikkeling.’
Het huilen stond Julia nader dan het lachen. ‘Hou je mond of ik stuur je naar de Gazastrook.’zei ze.
Ze stopte haar kam terug in haar tas en haalde uit gewoonte haar telefoon tevoorschijn, die ze al een paar uur vergeten was. Ze had twee berichten van Roy ontvangen. Ze was hem totaal vergeten. Hij was momenteel nog minder belangrijk dan een aan een stuk kauwgom gekleefde bromvlieg, al sloeg haar hart wel een slag over toen ze zijn antwoord op haar sms las.

Hey Julia, lijkt me zeker gezellig. Ik heb nu al heel veel zin om 
eindelijk ALLES te doen met je. Kan je morgen?
XXXX

Het volgende bericht was een van zijn beruchte vraagteken-sms’jes die hij altijd stuurde als ze niet snel genoeg antwoordde.

 ????? Hello??

‘Welja...’ mompelde Julia.
‘Wat is er?’
‘Sms’jes van iemand die de Nieuwe Julia adoreert.’
‘Wat wil hij van je?’ vroeg Tim.
‘Seks.’
‘Wil jij dat ook?’
‘Vanmiddag nog, ja.’
‘En dan sms je hem?’
‘Hij is al een tijd mijn favoriete zwaktebod.’ zei Julia.
‘Dat is heel walgelijk en heel goed geregeld van je.’
‘Misschien. Maar Tim, ik mis mijn ex, ook al duurde dat maar twee maanden. En ik mis Jef, ik mis altijd Jef. En ik wil Felicia weer zien. Ik wil…alleen maar alles.’
‘Een ex is een ex, denk ik zo.’ zei Tim. ‘En Jef was gewoon een rariteitenkabinet. Felicia zou mijn prioriteit hebben. Jullie zouden samen als Sierlijk en Sierlijk uit kunnen gaan en dan levensgevaarlijk zijn.’
‘Wie weet…’ zei Julia vaag. Ze was teveel in de war om er een duidelijke mening over te hebben. Levensgevaarlijk wilde ze wel zijn.
Jaap en Kevin werden luidruchtig. ‘Een rolmops, een rolmops op een stokjeeeee!’ zongen ze in koor.
‘Ga eerst maar eens een aantal uren slapen…’ zei Tim.
‘Een rolmops, een rolmops op een stokje!’ klonk het tussendoor.
‘Ja, opa…’ mompelde Julia geërgerd.
‘Zure zult, zure zult, zure zult, zure zult!’ zong Tim.
‘EEN  ROLMOPS, EEN ROLMOPS, OP EEN STOKJEEEE!’
‘EENNNN ROLMOPSHONDJEEEEE!’
‘Een uur later werd Julia gewekt door Tim.
‘We zijn in Rotterdam.’
‘In de trein nog steeds?’ vroeg ze vermoeid.
‘In de trein nog steeds. Een prachtige, gezonde trein.’
Julia en Jaap waren weer thuis en het was zo laat nog niet. Ze hadden alweer, of nog steeds, honger en samen aten ze een deel op van een  hete curryschotel die in de koelkast stond. Op tv stond het programma Ultimate Survivor aan, waarin de onuitstaanbaar optimistische gids een ratelslang zat te roosteren, totdat hij bijna door de bliksem getroffen werd en in zijn provisorische hut moest schuilen.
‘Hoe lang stond die schotel nou al in de koelkast?’ informeerde Julia.
‘Geen idee, Juul. Maar bactiëren maken geen kans in deze zooi.’
Julia at haar portie op en verdween naar haar kamer. Het eerste wat ze deed was haar Facebook checken om te kijken of er enig teken was van Felicia. Dat was er. Ze had Julia een vriendschapsverzoek gestuurd en een privébericht.

‘Hey lieve babe! Veilig thuisgekomen? Ik wel, maar ben nogal brak… Vond het heel leuk je te ontmoeten. Keertje samen stappen? X

Julia had nog nooit zulke berichtjes gehad van vrouwen waar ze net bevriend mee was. Ze stuurde een bericht terug. Ze bloosde, ook al zat ze in haar eentje op haar kamer.

Hey lieve yellow dress, ben goed thuisgekomen! Ben helemaal kapot… Vond het ook leuk vandaag! Samen stappen lijkt me gezellig, een keer naar een technofeestje of iets? X

Ze bekeek het profiel van Felicia, waarop adembenemend mooie foto’s van haar stonden. Er zaten ook catwalk foto’s bij, waarop ze met gladgekamd haar en een streng gezicht in kersverse kleding van een ontwerpster rondliep. Blijkbaar had Felicia de ambitie om model te worden. Het meisje op de foto’s was heel anders dan het meisje dat Julia op de boot had ontmoet.

 En dan was Roy er nog.

Morgen kan ik wel, maar het liefst na het eten. Heb vandaag heel de dag gefeest en ben brak. Wil morgen op m’n gemak uitrusten en alles. Ik heb er ook zin in ;-) xxx

Na het verzenden van haar sms zette Julia haar telefoon uit. Ze had zin om de klok rond te slapen en zo min mogelijk aan Felicia te denken. Het lukte niet. Julia raakte zichzelf aan, haar hele lichaam, om te voelen of ze nog helemaal vrouw was. Ze werd zo onrustig dat ze het licht aan deed, opstond en in haar jurkje voor haar spiegel ging staan. Ze was nog steeds dezelfde Julia, ook al had ze met een vrouw gekust. Vreemd dat ze zelf die bevestiging zo nodig had. Julia kende best wat meisjes die verteld hadden dat ze een keer met een ander meisje hadden gezoend zonder dat zij hen vervolgens met andere ogen bekeek. Maar het had haarzelf nog nooit echt aangetrokken. Met kippenvel besefte ze dat ze morgen de ultieme bevestiging van haar vrouw-zijn zou krijgen, van Roy, die met zijn ijskoude hand haar wang kon strelen… En er was nog iets. Ze dacht aan het gesprek met Tim in de trein. Het was allemaal nog veel ingewikkelder dan dat. Je kon de wereld niet eens simpelweg verdelen in goede en slechte mensen. Waarschijnlijk ook Felicia niet… En hoe was ze zelf eigenlijk?

Wordt ongetwijfeld vervolgd.